Werken in een leefstijlcentrum quiz alles

Werken in een leefstijlcentrum
quiz
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Werken in een leefstijlcentrum
quiz

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tekstbronnen
1.6 Werken in een leefstijlcentrum                                  
2.27 Een gezonde leefstijl                                                   
3.15 Communiceren kun je leren                                      
4.18 Emoties                                                                               
4.10 Een activiteit organiseren 
4.7 Spelen van jong tot oud
4.20 Ontwikkeling van jongeren 
2.28 Stoornissen en ziekten
4.21 Vrijwilligerswerk 
2.29 Gezonde leefstijl en gehoor
2.30 Genotmiddelen en verslaving 
4.2 Een sociale kaart maken 
4.22 Feedback geven en ontvangen 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke 4 doelgroepen komen er in een leefstijlcentrum?

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is levensloop?

A
leren leven
B
In je leven verdiepen
C
leren lopen
D
Hoe je leven zich ontwikkeld

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is rolstoelvriendelijk?
A
veel trappen
B
veel drempels
C
geen drempels en weinig tot geen trappen
D
de rolstoel kan overal makkelijk overheen en doorheen

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voorbeeld fijne motoriek?
A
Voetballen
B
verstoppertje spelen
C
rennen
D
Knippen en plakken

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

lichamelijke ontwikkeling
cognitieve ontwikkeling
sociale ontwikkeling
persoonlijke ontwikkeling
emotionele ontwikkeling
evenwichts gevoel verbeterd
fantasiedenken
samen spelen
zelfbeeld ontwikkelen
meeleven met ander

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

lichamelijke  ontwikkeling
cognitieve ontwikkeling
sociale ontwikkeling
persoonlijke ontwikkeling
emotionele ontwikkeling
schaamhaar krijgen
logisch denken
vriendenkring wordt steeds belangrijker
zelfbeeld ontwikkelen
meeleven met ander

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je een persoon die in nederland woont maar ergens anders is geboren
A
autochtoon
B
allochtoon
C
immigrant
D
emmigrant

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je iemand leert kennen geef je diegene een hand. Dit noem je een
A
norm
B
waarde

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Manier van communiceren waarbij je niet praat noem je
A
verbaal
B
non verbaal
C
acteren
D
poseren

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de meeste voorkomende soa?
A
Chlamydia
B
Gonnoroe
C
Hiv aids
D
Syflis

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je hebt een kamer optisch schoongemaakt. Wat heb je gedaan

A
Je kamer ontsmet
B
Je kamer gepoets
C
Je kamer gedweild
D
losliggend vuil weggehaald

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Vidéo

Maak tweetallen en oefen met elkaar de zin in gebarentaal.

Wat zijn de 4 basis emoties?
A
blij, verdrietig, stil, nijdig
B
blij, nijdig, boos, nijdig
C
blij, boos, blij, bang
D
blij, bang, boos, bedroefd

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is non-verbale communicatie
A
communiceren met praten
B
communiceren zonder te praten
C
slechte communicatie
D
geen communicatie

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de overeenkomsten tussen mantelzorg en vrijwilligerswerk op elkaar?
A
In beide gevallen werk je voor mensen die ziek zijn.
B
In beide gevallen werk je bij mensen thuis.
C
In beide gevallen doe je werk dat niemand anders wil doen.
D
In beide gevallen krijg je niet betaald.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je vrijwilligerswerk doet, maak je soms kosten. Deze kosten krijg je soms vergoed door het ontvangen van een vast bedrag per activiteit of periode.

Hoe noem je dit?
A
cadeaubon
B
belastingaanslag
C
salaris
D
vrijwilligersvergoeding

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is waar over een vrijwilliger?
A
Heeft een diploma
B
krijgt salaris
C
doet zwaar werk
D
een goede manier om werkervaring op te doen

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een draaiboek beschrijf je zo precies en compleet mogelijk wat er allemaal moet gebeuren voor een activiteit
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions