Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Test jezelf
H7: Ademen en eten
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Leerdoelen doornemen
Test jezelf
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Aan het eind van deze les heb ik de test jezelf gemaakt en weet ik aan welke paragrafen ik nog extra aandacht moet besteden voor de toets.
Slide 3 - Diapositive
PARAGRAAF 1
Alles werkt samen
Slide 4 - Diapositive
Zet het juiste woord achter de omschrijving: Groep cellen met dezelfde bouw en taak
Slide 5 - Question ouverte
Zet het juiste woord achter de omschrijving: Groep organen die samenwerken aan een grotere taak.
Slide 6 - Question ouverte
Lever
Longen
Maag
Dunne darm
Dikke darm
Luchtpijp
Hart
Slokdarm
Ademhalingsstelsel
Bloedvatenstelsel
Verteringsstelsel
Slide 7 - Question de remorquage
Schrijf het schema van verbranding op: ___ + ___ --> ___ + ___ + ___
Slide 8 - Question ouverte
Welke stof is de energierijke stof bij de verbrandingsreactie?
Slide 9 - Question ouverte
De alvleesklier en de nieren horen tot eenzelfde orgaanstelsel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Insuline verlaagt het glucosegehalte van je bloed
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
De lever maakt glucagon
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
In je spieren en in je lever zit glycogeen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Bijnieren produceren adrenaline
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Enige tijd na een maaltijd stijgt het glucosegehalte van je bloed
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Glucose
Glycogeen
Glucagon
Insuline
Slide 16 - Question de remorquage
Neusholte
Keelholte
Luchtpijp
Bronchiën
Luchtpijptakje
Longblaasjes
Middenrif
Slide 17 - Question de remorquage
luchtpijptakje
neusholte
keelholte
luchtpijp
longblaasje
luchtpijptak
Slide 18 - Question de remorquage
PARAGRAAF 2
Ademen
Slide 19 - Diapositive
Een zuurstofdeeltje zit in de lucht en je ademt het in. Even later zit dit zuurstofdeeltje in het bloed. Noteer de weg die dit zuurstofdeeltje heeft afgelegd.
Slide 20 - Question ouverte
Een stofdeeltje komt met de lucht in de luchtpijp. Het stofdeeltje blijft plakken in het slijmvlies in de luchtpijp. Leg uit hoe dit stofdeeltje uit de luchtpijp wordt verwijderd.
Slide 21 - Question ouverte
1
2
3
4
5
6
Slide 22 - Question de remorquage
Als je tijdens een diepe inademing de tussenribspieren en middenrifspieren samentrekt, gaat je borstkas...
A
Omlaag
B
Omhoog
C
Groter
D
Kleiner
Slide 23 - Quiz
Als je inademt met je middenrif, gaat het middenrif...
A
Omlaag
B
Omhoog
C
Groter
D
Kleiner
Slide 24 - Quiz
Bij het uitademen gaan de ribben... en je middenrif...
A
Omlaag, omhoog
B
Omhoog, omlaag
C
Groter. kleiner
D
Kleiner, groter
Slide 25 - Quiz
Bij het uitademen via het middenrif maak je de borstholte...
A
Omlaag
B
Omhoog
C
Groter
D
Kleiner
Slide 26 - Quiz
Longemfyseem is
A
Beschadiging van de longblaasjes
B
Beschadiging van de haarvaten in de longen
C
Beschadiging van de bronchiën
D
Hetzelfde als COPD
Slide 27 - Quiz
Astma en chronische bronchitis hebben verschillende oorzaken.
Welke aandoening is meestal het gevolg van een ongezonde levenswijze?
A
Astma
B
Chronische bronchitis
Slide 28 - Quiz
Astma
COPD
Samentrekkende spiertjes tijdens een 'aanval'
Luchtpijptakjes beschadigd
Beschadigde longblaasjes
Grotere kans door roken
Slide 29 - Question de remorquage
is de stof in sigaretten die ervoor zorgt dat mensen verslaafd raken aan roken.
in tabaksrook beschadigt de binnenkant van de luchtwegen.
Als je inademt, wordt het opgenomen in je bloed. Daardoor is er in het bloed minder plaats voor zuurstof.
Koolstofmonoxide
Nicotine
Teer
Slide 30 - Question de remorquage
PARAGRAAF 3
Eten
Slide 31 - Diapositive
Wat is grondstofwisseling?
A
De stofwisseling van een lichaam in beweging
B
De stofwisseling van een lichaam in rust
C
De stofwisseling van een lichaam bij sport
D
De stofwisseling bij een dood lichaam
Slide 32 - Quiz
Wanneer je wilt afvallen, wat moet je dan eten
A
menu met veel Kcal
B
menu met veel verzadigd vet
C
menu met veel onverzadigd vet
D
menu met weinig Kj
Slide 33 - Quiz
PARAGRAAF 4
Verteren
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Welke kant gaat het voedsel op? Van 1 naar 2, of van 2 naar 1?
Slide 36 - Question ouverte
Welke voedingsstoffen worden kleiner gemaakt bij vertering?
Slide 37 - Question ouverte
Drie groepen voedingsstoffen zijn: 1 eiwitten; 2 koolhydraten; 3 vetten. Welke van deze groepen voedingsstoffen kunnen dienst doen als reserve stoffen in je lichaam?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
1, 2 en 3
Slide 38 - Quiz
Benoem de onderdelen 2, 4, 6, 7, 9 en 11
Slide 39 - Question ouverte
Welke weg legt voedsel af? Noteer de nummers in de juiste volgorde.
Slide 40 - Question ouverte
Welke organen maken verteringsenzymen? Schrijf de nummers op.
Slide 41 - Question ouverte
De lever maakt gal. Wat is de functie van gal?
A
Gal is een hulpstof voor de vertering van koolhydraten.
B
Gal bevat een enzym voor de vertering van vetten.
C
Gal is een hulpstof voor de vertering van vetten.
D
Gal bevat een enzym voor de vertering van eiwitten.
Slide 42 - Quiz
PARAGRAAF 5
Eten en ademen bij dieren
Slide 43 - Diapositive
Een vis neemt met kieuwen zuurstof op uit het water. Met welk onderdeel van de kieuwen komt zuurstof in het bloed van de vis?