Schrijven: overtuigende tekst

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 3A

Vandaag...
- Hoofdstuk 5, schrijven: overtuigende tekst


Huiswerk 
Schrijven hoofdstuk 5
Leerdoelen:

- Je kunt een overtuigende tekst schrijven met een inleiding, middenstuk en slot
- Je weet wat een standpunt is
- Je kunt je mening (= standpunt) onderbouwen met argumenten/voorbeelden



1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 3A

Vandaag...
- Hoofdstuk 5, schrijven: overtuigende tekst


Huiswerk 
Schrijven hoofdstuk 5
Leerdoelen:

- Je kunt een overtuigende tekst schrijven met een inleiding, middenstuk en slot
- Je weet wat een standpunt is
- Je kunt je mening (= standpunt) onderbouwen met argumenten/voorbeelden



Slide 1 - Diapositive

Doel

- Je kunt een overtuigende tekst schrijven met een inleiding, middenstuk en slot
- Je weet wat een standpunt is
- Je kunt je mening (= standpunt) onderbouwen met argumenten/voorbeelden

Slide 2 - Diapositive

Hoe ziet een overtuigende tekst eruit?

Slide 3 - Diapositive

Inleiding, middenstuk, slot

Slide 4 - Diapositive

Overtuigende teksten
In een overtuigende tekst, of betoog, laat de schrijver duidelijk weten wat zijn mening is. Hij vertelt wat hij van het onderwerp vindt en onderbouwt die met argumenten. Zo probeert hij de lezer te overtuigen.

Voorbeelden van overtuigende teksten: beoordeling, ingezonden brief, sommige artikelen in een krant of tijdschrift.

Slide 5 - Diapositive

Je betoog is als volgt opgebouwd:
  1. Inleidend tekstje en standpunt schrijver
  2. Argument 1 + toelichting
  3. Argument 2 + toelichting
  4. Herhaling standpunt + argumenten + conclusie 

Slide 6 - Diapositive

Schrijf je eigen betoog
3) Maak gebruik van signaalwoorden:
- bij standpunt: ik vind, volgens mij
- bij argument: omdat, want, de reden daarvoor is, immers
- bij conclusie: dus, kortom, samengevat

1) Kies een onderwerp:
- mobielverbod op school
- gratis openbaar vervoer
- stagelopen in klas 3
- kleedgeld
- huiswerkvrije school
- gezonde kantine
- vierdaagse schoolweek
2) Bouw je betoog als volgt op:
- Inleidend tekstje en standpunt schrijver
- Argument 1 + toelichting
- Argument 2 + toelichting
- Herhaling standpunt + argumenten + conclusie 

Slide 7 - Diapositive

Aan de slag!
Maak van Schrijven hoofdstuk 5:
startopdracht, opdracht 1, 2 en 4.

Morgen gaan we aan de slag met een zelfgeschreven overtuigende tekst!

Slide 8 - Diapositive

Wat weet je al?

Slide 9 - Diapositive

Wat is een mening (standpunt)?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee oneens.
C
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er eens of oneens mee zijn.
D
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er niets van zeggen.

Slide 10 - Quiz

Wat is een argument (reden)?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt.
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt.
D
Iets wat je moet controleren.

Slide 11 - Quiz

In een tekst ziet dat er zo uit ...

Slide 12 - Diapositive

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 13 - Diapositive

In welke alinea('s) kun je de mening van de schrijver lezen?
A
alinea 1
B
alinea 2
C
alinea 1 en 2

Slide 14 - Quiz

Aan welke woorden kun je zien dat
alinea 2 een mening bevat?

Slide 15 - Question ouverte

De schrijver zegt: 'Ik vind dat de hond direct in beslag moet worden genomen'.

Welk argument (reden) geeft hij hiervoor?

Slide 16 - Question ouverte

De schrijver zegt: 'Een pittig gesprek is volgens mij een slecht plan'.

Welk argument (reden) geeft hij hiervoor?

Slide 17 - Question ouverte

Theorie

Slide 18 - Diapositive

MENING (STANDPUNT)

- Wat iemand ergens van vindt

Het is niet controleerbaar

-Je kunt het eens of oneens zijn

- signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening...


Voorbeeld van een mening (standpunt):

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen.

Slide 19 - Diapositive

ARGUMENT (REDEN)

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

- Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...



Voorbeeld van een argument (reden):

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 20 - Diapositive

FEIT

- Uitspraak over iets wat waar of niet waar is

- Een feit kan je controleren



Voorbeeld van een feit:

De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt €50,00 kleedgeld per maand.

Je kunt controleren of dit waar is door in de krant te kijken of het op internet op te zoeken.

Slide 21 - Diapositive

CONCLUSIE

- Als alle argumenten (redenen) zijn gegeven, kan er een conclusie volgen.

- Korte herhaling van meningen en argumenten.

-Signaalwoorden: dus, daarom, concluderend, dat betekent...



Voorbeeld van een conclusie:

Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren zij met geld omgaan.

Slide 22 - Diapositive