21/2 3h betoog

dinsdag 21/2 3h
  • Lezen H4: antwoorden van opdracht 2 staan op de ELO-> zelf nakijken
  • uitleg toets betoog
  • Tabblad: Schrijven: uitleg herhalen
  • lezen feedback betoog
  • herschrijven betoog + laten beoordelen door klasgenoot
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

dinsdag 21/2 3h
  • Lezen H4: antwoorden van opdracht 2 staan op de ELO-> zelf nakijken
  • uitleg toets betoog
  • Tabblad: Schrijven: uitleg herhalen
  • lezen feedback betoog
  • herschrijven betoog + laten beoordelen door klasgenoot

Slide 1 - Diapositive

uitleg toets betoog
  • donderdag en vrijdag 23 en 24 februari toets betoog
  • 23e kladversie schrijven, klad mag niet naar huis)
  • 24e netversie met de hand schrijven in de les) 

Slide 2 - Diapositive

Betoog

Slide 3 - Diapositive

Structuur betoog 3h
  • Alinea 1: inleiding. Je trekt de aandacht van de lezer en introduceert het onderwerp. Je gebruikt geen argumenten in de inleiding. Je sluit de inleiding af met de stelling of je standpunt. (ik vind... of stelling overgenomen)
  • Alinea 2 : Je begint de alinea  met een signaalwoord voor een opsommend verband en daarna volgt je argument en je uitleg. Probeer ook een voorbeeld erbij te gebruiken.
  • Alinea 3: Opbouw is hetzelfde als alinea 2. Argument voor + uitleg + voorbeeld.
  • Alinea 4: Je begint deze alinea met een tegenargument en dit weerleg je. Je gebruikt een signaalwoord voor een tegenstellend verband. (niet aan het begin van de zin!)
  • Alinea 5: Slot: Je gebruikt een signaalwoord voor een samenvattend en een concluderend verband en herhaalt je standpunt. Je herhaalt je argumenten in andere woorden. Sluit af met een mooie slotzin.

Slide 4 - Diapositive

aandachtspunten betoog
  • Gebruik in je inleiding geen argumenten, dus ook niet 'daarom'
  • Gebruik in je middenstuk geen 'ik vind'. Dit mag je alleen in de inleiding in de laatste zin gebruiken.
  • Laat zien dat je in alinea 4 echt een tegenargument gebruikt. Begin je zin bv. met 'Tegenstanders vinden...'
  • Ga in je weerlegging in op het tegenargument. Noem niet iets wat je eerder hebt genoemd.

Slide 5 - Diapositive

  • Algemene schrijfregels
  • je spreekt de lezer niet aan
  • je gebruikt niet te veel 'je' (alleen als 'men' bedoeld)
  • je maakt goedlopende zinnen die niet met een voegwoord beginnen (zoals: maar, en, omdat, want, dat, enz.)
  • getallen onder de 20 schrijf je voluit
  • je gebruikt geen afkortingen

Slide 6 - Diapositive

voorbeeld goed betoog

Slide 7 - Diapositive

Uitleg betoog per alinea
Lees de uitgebreide informatie op de ELO door!

Slide 8 - Diapositive

inleiding betoog
  • Probeer de aandacht van de lezer te trekken door bv. te beginnen met een anekdote of de geschiedenis van het onderwerp te bespreken of met een actualiteit
  • Maak in de inleiding duidelijk wat het onderwerp is van je betoog.
  • De laatste zin van de inleiding is je standpunt. (of stelling)
  • Gebruik geen argumenten in je inleiding!

Slide 9 - Diapositive

Middenstuk betoog: argumenten voor
  • Alinea 2 en 3 beginnen met je argument voor je standpunt. Maak gebruik van signaalwoorden voor een opsommend verband. (allereerst, ten eerste, ten tweede, ook)
Herhaal in de kernzin een deel van je standpunt of het onderwerp, bv.
'Allereerst moeten dierproeven verboden, omdat....'
'Ook zijn dierproeven niet meer van deze tijd, omdat...'

Slide 10 - Diapositive

alinea 4: tegenargument en weerlegging
Alinea 4 begin je met een tegenargument (argument van tegenstanders) en dit argument weerleg je.  Een weerlegging is een uitleg waarom het argument van de tegenstander niet klopt. Maak gebruik van een signaalwoord voor een tegenstellend verband, bv. maar.
Begin alinea 4 van je betoog met de woorden: "Tegenstanders vinden dat....., maar ....

Slide 11 - Diapositive

Slot (alinea 5)
Het slot begin je met een signaalwoord voor een samenvattend verband (samenvattend, kortom, enz.) Gebruik ook het woordje 'dus' (conclusie) in je slot. (gebruik dat midden in de zin= voegwoord)
Je herhaalt je standpunt (of de stelling) en alle kernzinnen. (argumenten + weerlegging) Sluit af met een goede slotzin, dus niet met de stelling. Deze slotzin mag niet activerend zijn. (=lezer aanspreken)

Slide 12 - Diapositive

herschrijven betoog + beoordelen

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Kenmerken betoog:
Tekstdoel= overtuigen.
Schrijver geeft aan of hij het eens of oneens is met de stelling.
Betoog schrijf je naar aanleiding van een stelling. De stelling moet duidelijk worden in de inleiding en ook je korte mening.
Een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen.
In een betoog geef je in het middenstuk in alinea's aan waarom je het eens of oneens bent met de stelling.

Slide 15 - Diapositive

Tegenargumenten en weerlegging
Niet eens met iemand argumentatie? Je kunt dan argumenten tegen het standpunt inbrengen en/of de argumenten weerleggen. In je betoog geef je twee argumenten voor je standpunt en noem je een tegenargument en weerleg je dat argument.
  • Met een tegenargument ontkracht je een standpunt
  • Met een weerlegging ontkracht je een argument

Slide 16 - Diapositive

standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de Nederlandse geschiedenis,
want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.

Meer aandacht voor de Nederlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
Er is anders weinig over ons verleden waarop we trots kunnen zijn
tegenargument
weerlegging

Slide 17 - Diapositive

Stelling: Consumentenvuurwerk moet verboden worden.
Noteer twee argumenten voor deze stelling. Begin je argument met een signaalwoord voor een opsommend verband.

Slide 18 - Question ouverte

Stelling: Consumentenvuurwerk moet verboden worden.
Noteer twee argumenten tegen deze stelling. Begin je argument met een signaalwoord voor een opsommend verband.

Slide 19 - Question ouverte

Noteer een tegenargument en weerleg dit argument. Begin de zin met: 'Tegenstanders vinden....'

Slide 20 - Question ouverte

Opdracht
  • Zoek een stelling op www.debatstellingen.nl
  • Kies uit niveau 2 - 4
  • Vul het schrijfplan op de ELO in. 
  • Als je hiermee klaar bent, begin je aan de inleiding.
  • Voor uitgebreide informatie: zie lespakket betoog ELO

Slide 21 - Diapositive

Stillezen

timer
10:00

Slide 22 - Diapositive