werkwoorden: voltooid deelwoord

Werkwoorden: voltooid deelwoord
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Werkwoorden: voltooid deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Doelen van de les
  • je weet het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden
  • je weet wat een voltooid deelwoord is
  • je kunt een voltooid deelwoord herkennen in een zin
  • je kunt zelf een correct voltooid deelwoord schrijven 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat is het voltooid deelwoord? 

Het is een werkwoord in een zin.
Het is niet de persoonsvorm.
(Hoe kun je deze vinden?) 
Ook hier moet je kijken of het zwak of sterk is. 

Een voltooid deelwoord vertelt dat iets klaar is of afgelopen. Dit is de voltooide tijd.


Slide 4 - Diapositive

timer
2:00
Geef voorbeelden van
voltooid deelwoorden

Slide 5 - Carte mentale

Voltooid deelwoord
Gefietst  
Gemaakt
Gesnoept
Gekookt

Slide 6 - Diapositive

Voltooid deelwoord - regelmatig
  1. Haal -en van het werkwoord af
  2. Zet ge- vooraan het woord
  3. Kijk naar de laatste letter 

Slide 7 - Diapositive

Voltooid deelwoord
  • soft ketchup x
  • 't ex kofschip
  • 't sexy fokschaap

Slide 8 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Fietsen -> -en -> fiets -> +ge -> gefiets
Wat is de laatste letter?
Staat de letter in soft ketchup x, 't ex kofschip of 't sexyfokschaap? -> +t 
Dus: gefietst

Ik heb gefietst                  Wij hebben gefietst

Slide 9 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Pakken                               pak                      gepakt
Leggen                              leg                       gelegd
Doden                                dood                   gedood
Hopen                                hoop                   gehoopt
Kussen                               kus                       gekust

Slide 10 - Diapositive

Er werd luid ..... (juichen)
A
gejuicht
B
gejuichd
C
gejuichdt
D
gejuichen

Slide 11 - Quiz

Raymond heeft zijn been ...... (schaven)
A
geschaaft
B
geschaafd
C
geschaafdt
D
geschaven

Slide 12 - Quiz

Noteer het voltooid deelwoord.
Ik ben al 3 jaar ...(trouwen)

Slide 13 - Question ouverte

Gelukkig was je goed verzeker….
A
verzekert
B
verzekerdt
C
verzekerd
D
geverzekerd

Slide 14 - Quiz

Ik heb gisteren in de tuin (werken)..
A
gewerken
B
gewerkt
C
gewerkd
D
werkte

Slide 15 - Quiz

Wat is goed?
Hij heeft mij een spannend verhaal... (vertellen)
A
vertelt
B
verteld
C
gevertelt
D
geverteld

Slide 16 - Quiz

Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin? 
1. Er staan ALTIJD twee werkwoorden in een zin. 
 
Het hulpwerkwoord is altijd: zijn, hebben of worden.

2. Begint vaak met ge, be, ont, ver, her
Ik HEB GEwerkt 

Ik BEN te laat GEkomen

Hij WERD netjes ONTvangen 





Slide 17 - Diapositive

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen van klank. Ze gaan niet volgens de regels van het ex fokschaap, kofschip.
Je moet ze leren! (Zie de lijst in its learning)

breken - brak - gebroken. Ik heb mijn been gebroken.
drafen - droeg - gedragen.  Ik heb  deze broek nog nooit gedragen

Slide 18 - Diapositive

De volgende dia is een sleepvraag
Sleep de goede werkwoordsvorm naar de juiste kolom. Vormen die niet goed zijn laat je gewoon staan (*nergens naartoe slepen)

Slide 19 - Diapositive

hele werk-woord
verleden tijd
voltooid deelwoord
brengen
brachten
gebracht
gebrengen
geholpen
helpen
hielpen
gehelpt
bleven
blijven
gebleven
gedragen
dronken
doen

Slide 20 - Question de remorquage

Dus: voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) is een van de vormen van het werkwoord. Het geeft aan dat een handeling is afgerond. 
Als het voltooid deelwoord in het werkwoordelijk gezegde voorkomt, staat er altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden.

Ik heb in de tuin gezeten.
Jij bent naar boven gegaan.
De trampoline wordt morgen geleverd.

Slide 21 - Diapositive

Schrijf 3 zinnen: wat heb je gisteren gedaan? Gebruik de voltooide tijd.

Slide 22 - Question ouverte

Geef met een cijfer tussen 1 en 10 aan hoe nuttig deze les voor jou was.
1 = helemaal niet nuttig - 10 is super nuttig
110

Slide 23 - Sondage

einde


Einde

Slide 24 - Diapositive