4.3 Is het druk op de arbeidsmarkt?

4.3 Is het druk op de arbeidsmarkt?
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

4.3 Is het druk op de arbeidsmarkt?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat leren we vandaag?
  • In welke vier productiesectoren de arbeidsmarkt verdeeld is
  • Een krappe en een ruime arbeidsmarkt onderscheiden aan de hand van vragers naar en aanbieders van arbeid
  • Het verband tussen de beroepsbevolking, de arbeidsmarkt, werkgelegenheid, werkloosheid en arbeidsparticipatie

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Terugkijken 4.2
bespreken huiswerk met je buurman/vrouw

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Productiesectoren   

Slide 4 - Diapositive

De ondernemingen waarbij je kunt werken, zijn verdeeld in vier productiesectoren.

De primaire sector: hier horen bedrijven bij die grondstoffen maken zoals boeren, vissers, de houtkap en mijnbedrijven.

De secundaire sector: hier horen bedrijven bij die de grondstoffen van de primaire sector nemen en verwerken tot iets anders. Fabrieken, bouwbedrijven, pottenbakkers en soortgelijke bedrijven.

De tertiaire sector: hierin vind je alle bedrijven die een dienst leveren (en dus niet een goed maken!) en deze met winst proberen te verkopen. Alle winkels horen hierbij, maar ook de bank, de NS, de kapper en klusbedrijven,

De quartaire sector: hier vallen alle bedrijven onder die een dienst leveren en deze niet met winst proberen te verkopen. De diensten die in de quartaire sector worden geleverd zijn grotendeels openbaar. Hieronder vallen de politie, brandweer en het onderwijs.
Arbeidsmarkt

Slide 5 - Diapositive

In een land zijn veel verschillende plekken waar je kunt werken. Er zijn ook veel verschillende mensen, met ieder hun eigen talenten en interesses. De bedrijven en overheid vragen voortdurend om zich heen of er mensen bij hen willen werken. De verschillende mensen bieden aan om bij bedrijven of de overheid te werken. 

Alle plekken waar je kunt werken en alle mensen die werk hebben of willen werken, noemen we de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt hebben we een vraagkant (de bedrijven vragen naar werknemers) en een aanbodkant (personen bieden hun werk en hun tijd aan).
Krappe arbeidsmarkt.       

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ruime Arbeidsmarkt        

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De beroepsbevolking.       

Slide 8 - Diapositive

De personen die hun werk en tijd aanbieden aan de bedrijven (De aanbieders op de arbeidsmarkt), noemen we de beroepsbevolking. Wie daarbij horen, wordt zo bepaald:

We nemen eerst de beroepsgeschikte bevolking. Dit zijn alle personen die in theorie zouden kunnen werken, namelijk de 15- tot en met 65-jarigen.

Vervolgens kijken we in die groep naar de personen die niet willen werken, dit zijn bijvoorbeeld studenten of scholieren, huisvaders of huismoeders of mensen die er simpelweg geen zin in hebben.

Als we de groep die niet wil werken weglaten, houden we twee groepen mensen over: de groep mensen die werken en de groep mensen die niet werken maar wel op zoek zijn naar werk.

De laatste twee groepen noemen we samen de beroepsbevolking.
arbeidsparticipatie     

Slide 9 - Diapositive

Omdat niet iedereen tussen de 15 en 65 jaar oud wil werken, doet niet iedereen mee aan het landelijke werk. Meedoen betekent “Participeren”. 

We kunnen berekenen hoeveel mensen er participeren door de beroepsbevolking als percentage van de totale bevolking tussen 15 en 65 jaar oud te nemen.

Het percentage, hierboven 76,5%, noemen we de participatiegraad: welk deel van de totale beroepsgeschikte bevolking hoort bij de beroepsbevolking?
Welke productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Timmerman is een beroep in de primaire sector.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke beroepen kom je tegen in de tertiaire sector?
A
kapper
B
boer
C
taxichauffeur
D
leraar

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hoort niet thuis in de quartaire sector?
A
ziekenhuis
B
brandweer
C
school
D
bank

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke productiesector is in een derdewereldland veel groter dan in een Westers land?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Leiden mechanisatie en automatisering tot een hogere of lagere arbeidsproductiviteit?
A
Hoger
B
lager

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Computers nemen het werk over van mensen
A
Mechanisatie
B
Automatisering

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een overschot op de arbeidsmarkt is er meer ....
A
aanbod.
B
vraag.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?

A
arbeiders
B
arbeidsverdeling
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een teveel aan arbeiders kan leiden tot ontslag.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer de vraag naar arbeid groter is dan het het aanbod van arbeid, spreken economen van een........
A
krappe arbeidsmarkt
B
ongelijke arbeidsmarkt
C
ruime arbeidsmarkt

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op een krappe arbeidsmarkt is de werkloosheid ......a....... en hebben de lonen de neiging te ........b....... .
A
a = groot, b = stijgen
B
a = klein, b = stijgen
C
a = groot, b = dalen
D
a = klein, b = dalen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Primaire
Tertiaire
Secundaire
Quartaire

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

samenvattend kennen       
  •  welke vier productiesectoren de arbeidsmarkt verdeeld is en geef per sector een voorbeeld
  • het verschil tussen een krappe en een ruime arbeidsmarkt uit aan de hand van vragers naar en aanbieders van arbeid kunnen uitleggen
  • Leg het verband uit kunnen leggen tussen de beroepsbevolking, de arbeidsmarkt, werkgelegenheid, werkloosheid en arbeidsparticipatie

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions