Meetles - meten met tijden

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

1. Meten met gewicht: gram, kilogram.   

2. Meten met afstand: centimeter, meter, kilometer

3. Meten met tijd: seconde, minuut, kwartier, uur, dag en maand.

Vandaag: 3
Wij praten in groep 5 over meten als...

Slide 2 - Diapositive

Rekenen
I


Meten met tijden

Slide 3 - Diapositive

1 minuut
= 60 seconden
vleeswaren
= 60 minuten
1 uur

Slide 4 - Diapositive

Hoe lang duurt..?
een uur = 60 minuten
een half uur = 30 minuten
een kwartier = 15 minuten 

Wat bedoelen ze nou met?
5 minuten over...
kwart over...
10 voor half..
10 over half..






Slide 5 - Diapositive

Hoeveel minuten zitten er in
een half uur
A
60 minuten
B
100 minuten
C
30 minuten
D
15 minuten

Slide 6 - Quiz

Hoeveel minuten zitten er in
één kwartier
A
60 minuten
B
100 minuten
C
30 minuten
D
15 minuten

Slide 7 - Quiz

Hoeveel minuten zitten er in
één uur
A
60 minuten
B
100 minuten
C
30 minuten
D
15 minuten

Slide 8 - Quiz

6:00 - 12:00
18:00 - 00:00
12:00 - 18:00
0:00 - 06:00

Slide 9 - Diapositive

Op welk moment van de dag is het?
13:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 10 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
05:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 11 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
10:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 12 - Quiz

Op welk moment van de dag is het?
22:00
A
ochtend
B
middag
C
avond
D
nacht

Slide 13 - Quiz

Bijvoorbeeld:

  • Je maakt een reis: lopend, met de fiets, auto of trein. 
  • Je bent ergens mee bezig: een film kijken, taart bakken of huiswerk maken

Berekenen hoe lang iets duurt

Slide 14 - Diapositive

Mike gaat lunchen om 12:00 uur.
Om 12:30 is hij klaar met eten.
Hoe lang heeft Mike gegeten?
A
1 uur
B
40 minuten
C
35 minuten
D
30 minuten

Slide 15 - Quiz

Als Esther weg gaat van school is het 15:30. Ze is thuis om 15:45.
Hoe lang loopt Esther erover?
A
30 minuten
B
20 minuten
C
15 minuten
D
10 minuten

Slide 16 - Quiz

Om 19:00 uur leest Klaas de krant.
Om 19:45 uur is hij klaar met lezen.
Hoelang doet Klaas over het lezen van de krant?
A
55 minuten
B
50 minuten
C
45 minuten
D
35 minuten

Slide 17 - Quiz

Je bakt een chocoladetaart in de oven. Die moet 40 minuten in de oven bakken. 

Het is nu 5 minuten over 10 in de ochtend. 
Hoe laat is de taart klaar?

Schrijf de digitale tijd op.



Slide 18 - Diapositive

Miriam gaat met haar ouders winkelen. Zij parkeren de auto in het centrum.

Over hoeveel uur en minuten moeten zij terug zijn?



Slide 19 - Diapositive

Tijd
Station/Halte
20:30
Rotterdam 
21:10
Gouda
21: 24
Utrecht
22:03
Amersfoort 
Bas reist met de trein van Rotterdam naar Utrecht. Hoeveel minuten duurt de treinreis?

Slide 20 - Diapositive

Welke sommen vonden jullie het makkelijkst?
En welke nog een beetje lastig? 
Dat waren de sommen over rekenen met tijd

Slide 21 - Diapositive