strategieen oefenen

Woordenschat
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat

Slide 1 - Diapositive


Bij opdracht 1: noteer de antwoorden over het filmpje in je schrift
Bij opdracht 2: noteer het gekozen woord dat volgens jou hetzelfde is als het woord in de zin
Bij opdracht 3: noteer bij alle tien de woorden die je genoteerd heb in opdracht 2 een correcte zin. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wat betekent het woord 'perspectief' in de volgende zin?
Hij zag de situatie vanaf een ander perspectief.
A
per stuk
B
invalshoek
C
hetzelfde soort
D
kleur

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het woord 'gecompliceerde' in de volgende zin?:
Hij maakte de gecompliceerde opdracht zonder moeite.
A
makkelijke
B
uitgebreide
C
interessante
D
moeilijke

Slide 5 - Quiz

Wat betekent het woord 'alibi' in de volgende zin?:
In de politieserie legde de verdachte een vals alibi af.
A
Bewijs dat je op het moment van de misdaad ergens anders was.
B
Wapen
C
onderzoek
D
identiteitsbewijs

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het woord 'geoorloofd' in de volgende zin?:
Doordat hij naar de tandarts moest was hij geoorloofd te laat.
A
Zoals altijd
B
Toegestaan
C
Veel
D
Ongewenst

Slide 7 - Quiz

Wat betekent het woord 'monotoon' in de volgende zin?:
Hij hoorde een monotoon geluid.
A
Luid
B
Vreemd
C
Eentonig
D
Piepend

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het woord 'feilloos' in de volgende zin?:
Hij maakte de toets feilloos.
A
Zonder fouten
B
Niet
C
Met veel fouten
D
Niet goed

Slide 9 - Quiz

Wat betekent het woord 'fatale' in de volgende zin?:
Deze fatale beslissing zorgde voor een slechte afloop.

A
Goede
B
Rare
C
Noodlottige
D
Plotselinge

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het woord 'belemmeren' in de volgende zin?:
De slechte cijfers belemmeren het gemiddelde van de klas.

A
Verzekeren
B
Zeuren
C
Bevloeien
D
Verhinderen

Slide 11 - Quiz

Wat betekent het woord 'de dupe' in de volgende zin?:
Hij werd de dupe van het pesten.
A
Het slachtoffer
B
De veroorzaker
C
Het verdrietigst
D
De helper

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het woord 'routine' in de volgende zin?:
Voor de wedstrijd begon hield de voetballer zich aan zijn dagelijkse routine.
A
Routebeschrijving
B
Vaardigheid
C
Verdovingsmiddel
D
Iets dat steeds opnieuw gebeurd

Slide 13 - Quiz