Meld je aan op de website: LessonUp.app en met de code hier onderin
Kies als naam, de voornaam van het groepshoofd
Leg één wiskundeboek, schrift en pen klaar
Slide 4 - Diapositive
Quiz-vraag 1 (1P)
Hoofdstuk 5 start voor ons op bladzijde
A
108
B
180
C
110
D
184
Slide 5 - Quiz
Quiz-vraag 2 (1P)
Wat is de waarde van de 8 in het getal 480 300
A
tiental
B
honderdtal
C
duizendtal
D
tienduizental
Slide 6 - Quiz
Quiz-vraag 3 (1P)
Rond het getal 35,46528 af op één decimaal
A
35,4
B
35,5
C
35,6
D
35,0
Slide 7 - Quiz
Doe-opdracht 2 (2P)
Teken een getallenlijn een laat daarop zien waar de getallen 5,6 en 9,45 liggen.
timer
1:00
Slide 8 - Question ouverte
Quiz-vraag 4 (1P)
Reken uit met je rekenmachine. Rond af op twee decimalen.
8,05+71+8,3123⋅4
Slide 9 - Question ouverte
Quiz-vraag 5 (1P)
Hoeveel moet in totaal ik betalen voor een groep van 59 tieners met 2 volwassenen, met CJP-pas?
Slide 10 - Question ouverte
Quiz-vraag 6 (1P)
Griet ziet een mooie trui van €79,50 en een sjaal van €9,95. Ze heeft drie briefjes van €20, vier briefjes van €5, vijf munten van €1 en drie muntjes kleingeld. Kan ze alles kopen?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
Doe-opdracht 2 (2P)
Schrijf in letters het grootste getal dat je kan vormen met de getallen 0123456789
timer
1:00
Slide 12 - Question ouverte
Quiz-vraag 7 (1P)
Alle leerlingen van 1F wachten op de lift. Per keer kunnen er zeven leerlingen mee. Hoe vaak moet de lift omhoog, voordat iedereen bij wiskunde is?
A
3
B
4
C
5
D
Neem de trap, dat is veel gezonder!
Slide 13 - Quiz
Quiz-vraag 8 (1P)
Ik wil de vier muren een kamer van 3,5m lang, 2,8m breed en 2,2m hoog schilderen. De deur en ramen zijn samen 3,2 m2. Hoeveel potten verf voor 4,5m2 moet ik halen?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 14 - Quiz
Quiz-vraag 9 (1P)
De NS beschikt over 2832 rijtuigen met in totaal 228 000 zitplaatsen. Een trein bestaat gemiddeld uit vier rijtuigen. Hoeveel zitplaatsen zijn er gemiddeld in een trein?
A
322
B
323
C
324
D
325
Slide 15 - Quiz
Doe-opdracht 4 (2P)
Houd allemaal je mond dicht. Zorg dat je met je groepje geen enkel geluid meer maakt.
Blijf stil, ook tijdens de volgende quizvragen. Pas als je het woord ‘omgekeerd evenredig’ op een slide ziet staan, mag je weer geluid maken.
Als je de stilte verbreekt, verdien je geen punten, maar mogelijk wel strafpunten.
timer
0:30
Slide 16 - Diapositive
Quiz-vraag 10 (1P)
Van de 837 leerlingen komt 45% met de fiets, 29% lopend, 17% met de scooter. De rest komt met het openbaar vervoer. Hoeveel leerlingen komen met het openbaar vervoer?
A
9%
B
75 leerlingen
C
76 leerlingen
D
74 leerlingen
Slide 17 - Quiz
Quiz-vraag 11 (1P)
Van de 24 leerlingen komen 11 leerlingen uit Heerde, 5 leerlingen uit Wapenveld en 6 uit Epe. De rest komt uit Oene. Hoeveel procent van de leerlingen komt uit Oene?
A
8,333333333%
B
2 leerlingen
C
8%
D
8,3%
Slide 18 - Quiz
Quiz-vraag 12 (1P)
Roel krijgt 16% korting op zijn nieuwe wasmachine. De korting is €244. Hoeveel heeft Roel betaalt?
A
€1176
B
€1525
C
€1281
D
Geen idee
Slide 19 - Quiz
Doe-opdracht 5 (2P)
Neem de tabel over en vul hem zo ver mogelijk in.
Slide 20 - Question ouverte
Quiz-vraag 13 (1P)
Op een fruitschaal liggen mango's, perziken, ananassen en meloenen in de verhouding 5 : 8 : 3 : 1. Er zijn 21 perziken meer dan mango's. Hoeveel ananassen liggen er?
A
17
B
21
C
63
D
119
Slide 21 - Quiz
Quiz-vraag 14 (1P)
Zes pompen hebben 9 uur nodig om een waterbassin te vullen. Hoeveel uur hebben 18 pompen nodig?
A
3
B
9
C
27
D
63
Slide 22 - Quiz
Doe opdracht 6 (2P)
Schuif alle tafels en stoelen recht
Laat de telefoon en het papier liggen
Slide 23 - Diapositive
Quiz-vraag 14 (1P)
Zes pompen hebben 9 uur nodig om een waterbassin te vullen. Dit is een voorbeeld van:
A
evenredig verband
B
omgekeerd evenredig verband
C
een verhouding
D
een lineair verband
Slide 24 - Quiz
Puzzelvraag 1 (4P)
Hoeveel van de getallen in de gemengde opgaven is een 1?