Les verbes en -er & -ir

  • Voca
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Voca

Slide 1 - Diapositive

Aujourd'hui dans le cours...
  • De werkwoorden op -er en -ir
  • In de présent (de passé composé komt volgende week)

Slide 2 - Diapositive

Werkwoorden op -er
Kijk naar het hele werkwoord (bijv. habiter)
Stap 1: haal -er van het werkwoord af, je houdt dan de stam over (habit)
Stap 2: zet de juiste uitgang achter de stam 

Slide 3 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden 
op ER
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 4 - Question de remorquage

Werkwoorden op -er. Sleep de vervoegingen van het werkwoord 'parler' naar de juiste persoon.
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 5 - Question de remorquage

Regelmatige werkwoorden op -ir in de présent

Stap 1: haal -ir van het werkwoord af
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe > is/is/it/issons/issez/issent

Slide 6 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden 
op IR
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
ISSONS
ISSEZ
ISSENT
IT
IS
IS

Slide 7 - Question de remorquage

Ils ... à quelle heure?
(finir = stoppen)
A
finis
B
finit
C
finissent
D
finissez

Slide 8 - Quiz

Tu ... quoi?
(choisir = kiezen)
A
choisissons
B
choisis
C
choisissez
D
choisit

Slide 9 - Quiz

Nous ... le document.
(remplir = invullen)
A
remplissons
B
remplissez
C
remplissent
D
remplis

Slide 10 - Quiz

Il ... trop.
(réflechir = nadenken)
A
réfléchit
B
réfléchissons
C
réfléchis
D
réfléchissez

Slide 11 - Quiz

Vous ... vers 8 heures. (finir)

Slide 12 - Question ouverte

Je ... le rouge. (choisir)

Slide 13 - Question ouverte

Léa ne ... jamais bien. (réfléchir)

Slide 14 - Question ouverte

Nous ... le gagnant. (choisir)

Slide 15 - Question ouverte

Werkwoorden op -er (zoals danser)
Werkwoorden op -ir (zoals choisir)
-e
-es
-e
-ons
-ez
-ent
-is
-is
-it
-issons
-issez
-issent

Slide 16 - Question de remorquage

Regelmatige werkwoorden op -ir in de passé composé

Stap 1: zet het hulpwerkwoord avoir in de zin
Stap 2: haal de -r van het werkwoord op -ir af en je hebt het voltooid deelwoord

Slide 17 - Diapositive

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Tu ... rempli le formulaire.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 18 - Quiz

Vous ... réfléchi longtemps.
A
avez
B
avons
C
as
D
ai

Slide 19 - Quiz

Les garçons ... fini leurs devoirs.
A
a
B
as
C
ont
D
avons

Slide 20 - Quiz

Sarah ... choisi le film.
A
avons
B
ont
C
as
D
a

Slide 21 - Quiz

Vul de passé composé van het werkwoord tussen haakjes in.
Nous ... le test. (remplir)

Slide 22 - Question ouverte

Elles ... bien. (réfléchir)

Slide 23 - Question ouverte

Vous ... vos devoirs. (finir)

Slide 24 - Question ouverte

J' ... la chanson. (choisir)

Slide 25 - Question ouverte

Zet de zin in de passé composé.
Je finis mes devoirs.

Slide 26 - Question ouverte

Vous choisissez quoi?

Slide 27 - Question ouverte

Zet de zin in de présent.
Il a rempli le document.

Slide 28 - Question ouverte

Ils ont réfléchi trop.

Slide 29 - Question ouverte

Verbuga
Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden op -ir in de présent en de passé composé.
  1. In de linkerkolom vink je de présent en de passé composé aan.
  2. In de kolom helemaal rechts vink je 4 werkwoorden aan: choisir, finir, réfléchir en remplir.
  3. Klik op confirmer.
  4. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen, in welke tijd en bij welke persoon. Vul je antwoord in.
  5. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien