Kt2 th1 Future, will and going to - recap

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

Make notes please!

The green exercises= for the whole class

Red exercise

The red exercise = Cas, Jonas, Lisette, Andrea, Caitlin, Gijs, Ian, Perre, Sofie, Tom, Indy, Do-Elle, Marit, Manon, Finn, Bas

Good afternoon KT2a

Future

What does it mean?

Today...

The future = de toekomende tijd

Oefenen met de Present Perfect voor de toets van volgende week

The future

Look at those dark clouds; it's going to snow!

Two forms of the future:

Will/ shall

To be going to

Future met to be going to

am, are, is + going to + hele ww

Gebruik je om aan te geven dat iemand iets in de toekomst van plan is. In het Nederlands zeg je vaak gaan.

I'm going to visit my niece next week.

Future met to be going to

Of als je een voorspelling doet en je zeker weet dat het gaat gebeuren. Je hebt bewijs.

Look! He's going to fall off his bike!

Look at those clouds. It's going to rain.

To be going to

There's 5 minutes left. I am going to finish the chore. (voorspelling met bewijs)

I am going to buy new socks tomorrow. (iets van plan zijn)

She is going to talk to her ex during the break. (iets van plan zijn)

We are going to send an email to our cousin in Canada. (iets van plan zijn)

Will + hele werkwoord

Will + not = won't

Bij I en we in een vragende zin gebruik je geen will maar shall

Shall I call you tomorrow?

Will + hele werkwoord

Je gebruikt will om iets aan te bieden. Bij beloftes, aankondigingen en besluiten.

The match will start in a few minutes. (aankondiging)

They will not buy a house. (besluit)

Will + hele werkwoord

Je gebruikt will + hele werkwoord ook als je een voorspelling doet zonder dat je weet dat het ook echt gaat gebeuren. (je hebt geen bewijs)

I think we will win the match  tomorrow.

They will not be there on time.  

Quiztime: slide 13-33

In welke tijd staat deze zin?
We played football yesterday.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
I walk to school every day.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
Cas says he will help us with our homework.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
My grandmother was very hungry during World War II.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
My mum will be so angry when I get home...

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

In welke tijd staat deze zin?
Tomorrow you are going to make a test.

1. Tegenwoordige tijd
2. Verleden tijd
3. Toekomende tijd

To be going to + hele ww

- iemand is iets wel/niet van plan in de toekomst.

He's going to live in Amsterdam, after he turns 18.
- voorspelling doen met bewijs.

Look at those dark clouds. It's going to rain.
am/are/is + going to + hele ww
ontkenning: am/are/is + not
vraag: vorm van 'to be' vooraan zetten (am/are/is).

Will + hele ww

- iets aanbieden, beloftes, aankondigingen en besluiten.
- een voorspelling zonder bewijs.

Gebruik will + hele werkwoord
Ontkenning: will + not = won't
Vraag: will vooraan.

Will

I've studied so hard for this test. I will get an A. I'm sure! (voorspelling zonder bewijs)

Better bring an umbrella. It'll probably rain tonight.

 (voorspelling zonder bewijs)

I'll help you with those boxes.    (aanbod)

Sure, we will not tell him that you are a few minutes later. (instemming)

He won't give it back tomorrow! (belofte)

Wanneer gebruik je will?

1. Als je het zeker weet
2. Een voorspelling zonder bewijs
3. Een voorspelling met bewijs

I ...... visit my niece this week.

1. will
2. 'm going to

Wanneer gebruik je to be going to?

1. Een voorspelling met bewijs
2. Een voorspelling zonder bewijs

You ..... probably win first prize.

1. will
2. are going to

You must be hungry.
I ... you a sandwich. (make)

1. am going to
2. make
3. will making
4. will make

I have no idea, but I have a feeling that my team ..... (win) tomorrow's match.

1. will win
2. is going to win

Look! He ...... fall of his bike!

1. will
2. is going to

They ..... be there on time.

1. are going to
2. won't

Tom ...... train this week. He's hurt his knee.

1. isn't going to
2. won't

The match ..... start in a few minutes.

1. is going to
2. will

We ........ watch a film tonight.

1. will
2. 're going to

red + green!

https:

https:

https:

Quizlet theme 4: Vocab ghi