VWO 1 Ch. 5 G + H 21/2/25

Bienvenue dans la classe de Français!
Le programme d'aujourd'hui:
  • On va écrire sur un membre de notre famille
  • On va commencer avec nouvelle grammaire
Le but de ce cours: Je kunt een familielid omschrijven en je herkent de verschillende vormen van het bijv. naamwoord.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bienvenue dans la classe de Français!
Le programme d'aujourd'hui:
  • On va écrire sur un membre de notre famille
  • On va commencer avec nouvelle grammaire
Le but de ce cours: Je kunt een familielid omschrijven en je herkent de verschillende vormen van het bijv. naamwoord.

Slide 1 - Diapositive

Naar de les Frans neem je ALTIJD mee:

  • Ton livre (je boek) (attention: boek B!)
  • Ton cahier (je schrift) 
  • Un stylo bleu et rouge (een blauwe/rode pen)
  • Tes écouteurs (je oortjes) 

Slide 2 - Diapositive

Les règles de classe:
  • Jas, eten & gamen: Buiten de les!! 
  • We zorgen goed voor het lokaal en de spullen die erin staan.
  • We praten vriendelijk met/tegen elkaar.
  • We luisteren naar elkaar en wanneer ik jullie aandacht wil, zijn jullie stil.
  • Wanneer je iets wilt vragen/zeggen -> vinger omhoog. 
  • Let op het stoplicht!! ->

Slide 3 - Diapositive

Les devoirs
Apprends bron G (page 42)

Slide 4 - Diapositive

Décris (omschrijf) un membre de ta famille:
  • naam
  • hoe oud
  • kleur ogen
  • kleur haar
  • karakter (2x) 
temps: 7 minutes
Aide (hulp) bron G. Après, présente le membre!

Slide 5 - Diapositive

La grammaire.... écris dans ton cahier.
Mon frère est grand
Ma soeur est grande
Mes frères sont grands
Mes soeurs sont grandes
Het bijvoeglijk naamwoord =
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over ........................




Slide 6 - Diapositive

La grammaire.... écris dans ton cahier.
Maak een schema: 


Exercer:
Son père est .............. (petit)
Mes copines sont ...........................  (intelligent)
Il a une ................. Piscine! (grand)
Elle a deux t-shirts ...................... (noir)




Slide 7 - Diapositive

La grammaire.... 
Fais ex. 30d, e

(les devoirs)

Slide 8 - Diapositive

Fin du cours
Le but de ce cours... 

À la prochaine fois!!

Slide 9 - Diapositive

Préparation
Quoi (wat): écris 5 phrases: vertel wanneer je jarig was, wat je hebt gedaan, met wie, hoe het was en wat je hebt gegeten.
comment: seul 
Aide (hulp): Bron a-e (pages 40-43)
Temps: 10 minutes

Slide 10 - Diapositive

le dos
la gorge
le ventre
la jambe
la main
le pied
la tête
le bras
accro
mauvais(e)
de rug
de keel
de voet
de hand
het been
het hoofd
de buik
de arm
verslaafd
slecht

Slide 11 - Question de remorquage