Neue Kontakte Modalverben

Maatwerk week 13
Modale werkwoorden
Je mag de werkwoordvervoegingen gebruiken bij deze les.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Maatwerk week 13
Modale werkwoorden
Je mag de werkwoordvervoegingen gebruiken bij deze les.

Slide 1 - Diapositive

Noem enkele voorbeelden van de modale werkwoorden (in het Duits).

Slide 2 - Question ouverte

Bekijk de vervoegingen
Je ziet dat er een klinkerwissel plaatsvindt bij de meervoudsvormen. Dit kun je dus makkelijk onthouden voor de toets. 
Ook zie je dat ICH + ER/SIE/ES dezelfde vorm hebben. Ook dit kun je makkelijk onthouden.

Slide 3 - Diapositive

Welke 3 betekenissen heeft mögen?

Slide 4 - Question ouverte

Welke "moeten" zou je gebruiken in het Duits wanneer je moeder wil dat je boodschappen haalt?

Slide 5 - Question ouverte

Welke "moeten" zou je gebruiken in het Duits wanneer je naar het toilet zou moeten?

Slide 6 - Question ouverte

Kijk ook eens naar deze verschillen voor het werkwoord "willen". Voor welke situatie gebruik je dit?

Slide 7 - Question ouverte

Oefenzinnen modale werkwoorden
Ook hierbij mag je de vervoegingen erbij houden. 
Als je op je telefoon werkt: een ß/Ü/Ä/Ö/Ë maak je door de letter langer ingedrukt te houden. Voor de ß druk je op de "s" (ringel-S)

Slide 8 - Diapositive

dürfen - _____ ich das Kleid anprobieren?

Slide 9 - Question ouverte

können - _______ Sie meine Brille reparieren?

Slide 10 - Question ouverte

wissen - Er ______ schon, dass sein T-Shirt ein Loch hat.

Slide 11 - Question ouverte

können - Petra _____ sehr freundlich, aber auch sehr frech sein.

Slide 12 - Question ouverte

müssen - Du _______ deine Haare schneiden lassen!

Slide 13 - Question ouverte

wissen - ______ ihr, ob wir sportliche oder elegante Kleidung tragen sollen?

Slide 14 - Question ouverte

willen - Saskia _____ Locken haben.

Slide 15 - Question ouverte

leuk vinden - Meine Mutter ______ Ohrringe.

Slide 16 - Question ouverte

lusten - Ich ________ keinen Orangensaft.

Slide 17 - Question ouverte

willen - Wir ______ drei graue T-Shirts kaufen.

Slide 18 - Question ouverte

moeten - Papa hat gesagt, wir _______ oma öfter besuchen.

Slide 19 - Question ouverte

Zijn er nog vragen?
Zo niet, mag je verder met je werk.

Slide 20 - Diapositive