Presenteren

Presenteren 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
LOBMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Presenteren 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik vind presenteren spannend
Ja
Nee

Slide 2 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Vidéo

Zoek de verschillen
Je krijgt nu twee filmpjes te zien van twee personen die presenteren. 

Wat zijn de verschillen?
Noem er minimaal 3

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke verschillen kun je noemen?

Slide 5 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn valkuilen bij het presenteren?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Een goede presentatie heeft een goede voorbereiding nodig. Hoe bereid jij je voor?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbereiding 
  • Maak een goede planning 
  • Verzamel informatie. Gebruik de vragen die horen bij de opdracht.




Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verdeel  materiaal over een inleiding- kern- slot
Bepaal welke hulpmiddelen je gebruikt (voorwerp, foto's)
Schrijf je presentatie uit aan de hand van sleutelwoorden

Oefenen - oefenen - oefenen 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opening 
Wacht tot het stil is en begin je presentatie met een duidelijke opening.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Benoem 1 creatieve manier waarop je de presentatie kunt openen

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Creatieve opening 
Citaat
Bijvoorbeeld:

" If you can't explain it simply, you don't understand it well enough."

Albert Einstein


Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Quizvraag
Bijvoorbeeld:

Welke snack vind ik het lekkerst?
A: Wortels
B: Lay's Ovenbaked
C: Tucjes
D: Zoute stokjes

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Foto (vraag aan het publiek)
Vragen aan het publiek:

Waar denk je dat deze foto is genomen?
Wat denk je als je deze foto ziet?
Hoelang geleden is deze foto gemaakt?

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beginnen met een verhaal
Bijvoorbeeld:

Je leukste moment van de stage 
Bijzondere gebeurtenis
Humoristisch moment 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is belangrijk aan je houding?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In een presentatie gebruik je verbale en non verbale communicatie?
Wat is het verbale en non-verbale communicatie?

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Tips gebruik PowerPoint/Prezi, Google presentaties 
  • Gebruik zo min mogelijk tekst in de slides
  • Oefen de presentatie met de slides 
  • Gebruik kleur voor duidelijkheid in je presentatie maar gebruik het niet als versiering

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De laatste tips 
  • Spreek rustig en duidelijk 
  • Zorg voor een logische indeling (openen- inhoud- afsluiten)
  • Kijk je publiek aan en kijk niet teveel op je (spiek)briefje
  • Gebruik duidelijke en korte zinnen 

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht 1 - dierbaar voorwerp
Je gaat een presentatie geven over een voorwerp wat je dierbaar is. Dit kan bijvoorbeeld een foto, sieraard of beeldje zijn, maar bijvoorbeeld ook iets wat je van iemand hebt gekregen.

Je gaat over dit voorwerp presenteren 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vertel je over het voorwerp?
  • Welk voorwerp heb je gekozen?
  • Waarom heb je voor dit voorwerp gekozen?
  • Wat is de waarde van het voorwerp oftewel, waarom is het zo speciaal voor jou?
  • Hoe kom je eraan?
  • Waar bewaar je het?
  • Vertel minimaal 2 feiten over het voorwerp dat je hebt meegenomen: Bijvoorbeeld:

Dit horloge wat ik van mijn opa heb gekregen komt uit Griekenland. Hij heeft het van zijn vader gekregen en mijn vader gaf het aan mij. Het horloge is in 1860 gemaakt.
* Bedenk een originele opening van je presentatie. Denk aan de voorbeelden

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions