Minor A1 - Repaso

REPASO A1 
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

REPASO A1 

Slide 1 - Diapositive

Dar información personal
1
2
3
Dar información personal. 

Escucha los fragmentos y apunta la información personal que oyes. 











Slide 2 - Diapositive

Dar información personal
Dar información personal 
1
2
3

Slide 3 - Diapositive

Voer het onderstaande gesprek in het Spaans en gebruik je eigen gegevens. Volg de nummers voor de juiste volgorde

Slide 4 - Diapositive

Soluciones
1. el padre  2. el abuelo 3. el primo  4. la abuela  5. el hermano  6. la prima  7. la tía   8. la madre  9. el tío 10. el sobrino 11. los nietos   

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

  • Doorloop het vocabulaire voor fysieke en karaktereigenschappen en beroepen. TB p.170 

  • Beschrijft een persoon, zowel fysiek als qua karakter.

  • Je klasgenoot / te  moet raden wie hij/zij is vervolgens wat voor beroep hij/zij heeft en waar hij/zij werkt


Ejemplo:





  • Es una chica morena. Tiene el pelo liso, parece simpática. Tiene una chaqueta rosa. Es una secretaria y trabaja en una empresa

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Situatie: 

Je gaat naar de markt in de stad want je wilt verse groenten en fruit kopen. Begin een gesprek met de verkoopster. Noem producten/verpakkingen/hoeveelheden
pag. 44, 48,52


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Beschrijf je stad /dorp 






Oviedo


Welke stad/dorp is?
Waar het is?
Wat  kunt je daar doen ? 
Wat voor weer is het in jouw stad/dorp

Slide 12 - Diapositive

Describe tu ciudad  Unidad 6
Situatie:  Je bent net verhuisd naar Amsterdam. Je wilt de stad verkennen maar je weet niet wat er in de stad te doen is. Bel je beste vriend/vriendin en vraag wat je kan doen in Amsterdam. Je vriend/vriendin wil weten wat je leuk vindt om te doen. Geef zo veel mogelijk details met gustar, encantar, interesar.
pag. 65

Situatie:  Je bent net verhuisd naar Amsterdam. Je wilt de stad verkennen maar je weet niet wat er in de stad te doen is. Bel je beste vriend/vriendin en vraag wat je kan doen in Amsterdam. Je vriend/vriendin wil weten wat je leuk vindt om te doen. Geef zo veel mogelijk details met gustar, encantar, interesar.
Je bent net verhuisd naar Amsterdam. Je wilt de stad verkennen maar je weet niet wat er in de stad te doen is. Bel je beste vriend/vriendin en vraag wat je kan doen in Amsterdam. Je vriend/vriendin wil weten wat je leuk vindt om te doen. Geef zo veel mogelijk details met gustar, encantar, interesar.
pag. 65
pag. 65

Slide 13 - Diapositive

De weg wijzen
In de volgende dia vind je een 




De weg wijzen 
Bekijk het volgende voorbeeld van hoe je de weg kunt wijzen in het Spaans p. 59 / 62
  • Perdón, ¿para ir a la gasolinera? 









  • Muchas gracias. 

  • Sí, primero tiene que girar a la izquierda hasta el parking. 
  • Luego sigue todo recto hasta la plaza de DELE. 
  • Entonces toma la primera calle a la izquierda hasta la calle Instituto Cervantes. 
  • Después continúa todo recto hasta el final de la calle, y al final de la calle está la gasolinera. 

  • De nada 

Slide 14 - Diapositive






RUTAS 

1. Lavadero de coches - gasolinera
2. Escuela - casa de Pepe
3. Floristería - hospital
4. Librería - universidad
5. Policía - parking (aparcamiento)
6. Hotel - centro comercial
7. Ayuntamiento - biblioteca

Slide 15 - Diapositive

Situatie: Je komt een vriendin/vriend tegen die je al lang niet meer gezien hebt. Je wilt natuurlijk met haar/hem even bijkletsen. Je stelt voor om iets leuks te doen voor aanstaande weekend. Je vriendin/vriend kan helaas niet, omdat zij/hij voor een belangrijke toets moet leren. Maar hij/zij stelt een nieuwe dag voor en de nieuwe datum komt goed uit voor jou. Spreek een activiteit/locatie/tijd met hem/haar af. Pag. 88 / 96
Afspreken

Slide 16 - Diapositive