H4: 4.1 Les 2 en start 4.2

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

4.1 afronden en start 4.2

Elektriciteit

Stef verbindt een batterij en een lampje met één snoer.

Kruis de juiste bewering aan.





Stef verbindt een batterij en een lampje met één snoer.

Kruis de juiste bewering aan.






Stef verbindt een batterij en een lampje met één snoer.

Kruis de juiste bewering aan.




Stef verbindt een batterij en een lampje met een snoer. Kruis de juiste vewering aan

1. Het lampje brandt, want het snoer vervoert de elektrische energie naar het lampje
2. het lampje brandt, want de batterij is een spanningsbron
3. Het lampje brandt niet, want de stroomkring is niet gesloten
4. Het lampje brandt niet, want de schakelaar ontbreekt

de batterij

Snoer

Lampje

Een stroomkring bestaat minstens uit drie onderdelen.
welke 3 onderdelen zijn zeker nodig voor een werkende gesloten stroomkring?

1. apparaat, batterij, snoeren
2. batterij, schakelaar, snoeren
3. snoeren, apparaat, schakelaar
4. Schakelaar, apparaat, batterij

Hieronder staan stoffen. Welke stoffen zijn geen geleiders?

1. Aluminium, glas, koper, Staal
2. Glas, koper, PVC, rubber
3. Glas, PVC, Rubber, Papier
4. PVC. Staal, Rubber, Papier

Hieronder staan stoffen welke stof is een isolator

1. goud
2. koper
3. lucht
4. water

Welke uitspraak is waar?

1. Een vaste stof is altijd een geleider
2. Sommige metalen zijn betere geleiders dan andere
3. Een schakelaar kan de geleidende verbinding in een stroomkring niet verbreken
4. Stroom loopt even gemakkelijk door alle metalen heen

Maak de zinnenkloppen
De grootheid die aangeeft hoeveel elektrische deeltjes er in een seconde op een bepaalde plek in de stroomkring voorbij komen heet de (1). Deze wordt uitgedrukt in de (2). Deze meet je met een (3)

1. Ampere, stroomsterkte stroommeter
2. Stroomsterkte, ampere, voltmeter
3. Ampere, stroomsterkte, volt
4. Stroomsterkte, ampere, stroommeter

Vul in
0,125 A =...... mA
300 mA = ..... A
0,0082 A= ...... A

Britt heeft een stroommeter met drie meetbreiken: 0-50 mA, 0-500 mA en 0-5 A. De stroomsterkte die ze wil meten ligt tussen 40 mA en 80 mA
Welk meetbereik kan ze daarvoor het beste gebruiken

1. 0-50 mA
2. 0-500 mA
3. 0-5 A

Als de spanning groter wordt, dan:

1. worden er meer elektrische geladen deeltjes door de stof geleid
2. wordt er meer elektrische energie meegedragen door een deeltje
3. wordt de stroomsterkte kleiner

https:

Geef de grootheid en de eenheid en bijbehoordende afkortingen van spanning.

1. I(A)
2. I(V)
3. V(U)
4. U(V)

Welke uitspraak is waar?

1. De spanning geeft aan hoeveel deeltjes per seconde voorbijkomen
2. De spanning geeft aan hoeveel elektrische energie elk deeljte met zich meeneemt
3. De spanning geeft de hoeveelheid elekrische stroom aan

Een amperemeter staat (1) de stroomkring en een spanningsmeter staat (2) de het lampje

1. in, over
2. in, in
3. over, in
4. over, over

Je hebt 3 batterijen, elk van 1,5 v Welke spanning leveren de batterijen samen, als je de pluspool van de ene batterij tegen de minpool van de andere batterij legt

1. 0V
2. 1,5V
3. 3V
4. 4,5V

Je hebt 2 batterijen, een van 3,0 V en een van 9,0 V Welke spanning leveren de batterijen samen, als je de pluspool van de ene batterij tegen de pluspool van de andere batterij legt

1. 12V
2. 6V
3. -6V
4. -12V

HW

doorlezen 4.2

oefenen met flitskaarten

oefenen met het aflezen van spanningsmeters vaardigheid spanningsbronnen

maken 1 t/m 9