les 8/2 tekststructuren 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Aan het eind van deze week:

- Kun je een probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden(-toekomst)structuur, argumentatiestructuur, aspectenstructuur, voor- en nadelenstructuur en vraag-antwoordstructuur herkennen

- Kun je een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden benoemen

H1 + H2 + H5 + H6

Pak je laptop!

Tekst: hoge plafonds

Wat is het onderwerp van deze tekst?

1. Hoge plafonds
2. Hoge plafonds in oude herenhuizen
3. Hoge plafonds in oude pakhuizen

Wat voor informatie vind je in de alinea's na de inleiding?

1. Een antwoord op de vraag in de inleiding
2. Een argument bij het standpunt van de inleiding
3. Een oplossing voor het genoemde probleem in de inleiding
4. Een verklaring voor het genoemde verschijnsel in de inleiding

Welke vaste tekststructuur herken je?

1. probleem-oplossingsstructuur
2. verklaringsstructuur
3. verleden-heden(-toekomst)structuur

In de laatste zin van alinea 1 kun je een tekstverband herkennen. Welke?

1. Redengevend verband
2. Oorzakelijk verband
3. Toelichtend verband

"De hoogte van de kamers heeft dus niet zozeer met de lengte van de mens te maken"

Welk tekstverband herken je?

1. Concluderend verband
2. Samenvattend verband
3. Opsommend verband

apps.noordhoff.nl

argumentatiestructuur

Tekstdoel: overtuigen of activeren

• inleiding: stelling, standpunt

eventueel als vraag 

• middenstuk: argumenten voor de stelling
  

tegenargumenten en weerlegging

• slot: herhaling van de stelling
  

of beantwoording van de vraag

aspectenstructuur

Tekstdoel: informeren of opiniëren 

• inleiding: onderwerp introduceren
  
• middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  

kenmerken

• slot: samenvatting
  

maar niet altijd!

voor- en nadelenstructuur

Tekstdoel: informeren, opiniëren, overtuigen of activeren

• inleiding: vraag of stelling
  
• middenstuk: voor- en nadelen

• slot: afweging en conclusie
  

vraag-antwoordstructuur

Tekstdoel: informeren

• inleiding: vraag 
  
• middenstuk: het antwoord op de vraag volgt

soms zijn dit meerdere antwoorden

• slot: samenvatting of conclusie
  

Weet je nu:

- hoe je een probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden(-toekomst)structuur, argumentatiestructuur, aspectenstructuur, voor- en nadelenstructuur en vraag-antwoordstructuur kunt herkennen?

- Hoe je een tekst moet opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden kunt benoemen? 

Huiswerk: 

•