Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Planning
1. november PW thema 1
Slide 1 - Diapositive
Herhaling thema 1 Organen en cellen
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen Bs. 1
Je kunt levenskenmerken van organismen noemen
Je kunt het verschil beschrijven tussen een levensloop en een levenscyclus.
Slide 3 - Diapositive
Wat is een organisme?
Slide 4 - Question ouverte
Het volledig rijtje zijn alle levenskenmerken: Ademhalen, voeden, bewegen, waarnemen, reageren, uitscheiden, voortplanten, groeien en ontwikkelen
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
organisme
vertoont levenskenmerken
-stofwisseling
-groei
-voortplanting
-reageren op prikkels
definitie
een organisme is een levend wezen
voeden, ademhalen, uitscheiden
3
ontwikkelen
1
bewegen
1
Slide 6 - Diapositive
Groei: Het groter en zwaarder worden van een organisme
Ontwikkeling: verandering in de bouw van een organisme
Slide 7 - Diapositive
Planten kunnen waarnemen en reageren
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Voeden, uitscheiden en ademhalen noem je ook wel...?
Slide 9 - Question ouverte
Leerdoelen Bs. 2
Je kunt omschrijven wat een weefsel en wat een orgaan is.
Je kunt in een afbeelding van de romp van een mens de organen benoemen.
Slide 10 - Diapositive
Een weefsel is ...
A
.. een groep cellen met een bepaalde bouw en functie
B
.. een groep cellen met een bepaalde functie
C
.. een groep cellen met een bepaalde bouw
D
.. een groep cellen
Slide 11 - Quiz
Een orgaan is een deel van het lichaam..
A
.. opgebouwd uit dezelfde cellen
B
.. met een speciale functie
C
.. met één of meer speciale functies
D
.. opgebouwd uit één speciaal weefsel
Slide 12 - Quiz
Organen
Slide 13 - Carte mentale
Orgaanstelsels
Slide 14 - Carte mentale
Slide 15 - Diapositive
Sleep de afbeelding naar het juiste orgaanstelsel
Ademhalings-
stelsel
Spier
stelsel
botten
stelsel
bloedvaten
stelsel
Slide 16 - Question de remorquage
MOLECUUL
ATOOM
ORGAAN
ORGANISME
ORGAANSYSTEEM
WEEFSEL
CEL
Slide 17 - Question de remorquage
Grote en kleine bouwstenen
Cel kleinste (zelfstandig) levende eenheid
Weefsel groep cellen met dezelfde bouw en functie
Orgaan deel van een organisme met één (of meer) speciale functie(s)
Organenstelsel groep samenwerkende organen met een speciale taak
Organisme
beencel
(botcel, dus niet cel uit het been)
1
beenweefsel (botweefsel)
2
dijbeen (dijbot)
3
beenderstelsel
(bottenstelsel, skelet)
4
Slide 18 - Diapositive
Bij welk orgaanstelsel horen de hersenen?
A
het bloedvatenstelsel
B
het verteringsstelsel
C
het zenuwstelsel
D
het ademhalingsstelsel
Slide 19 - Quiz
Organen zijn delen van ons lichaam met één of meer functies.
Slide 20 - Diapositive
Welk orgaan zorgt voor de scheiding tussen de borstholte en de buikholte?
Slide 21 - Question ouverte
Middenrif
Buikholte
Borstholte
Slide 22 - Question de remorquage
Leerdoelen Bs. 3
Je kunt in een afbeelding de onderdelen van een microscoop benoemen.
Slide 23 - Diapositive
Microscoop
Microscoop onderdelen
Slide 24 - Diapositive
De microscoop
Slide 25 - Diapositive
Als je een microscoop wil tillen, waar pak je de microscoop?
A
Bij de tubus
B
Bij het statief
C
Bij de tafel
D
Bij de revolver
Slide 26 - Quiz
Bij een microscoop kijk je door het...
A
objectief
B
oculair
C
diafragma
D
tubus
Slide 27 - Quiz
Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht te regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten
Slide 28 - Quiz
Het oculair van een microscoop vergroot 10×. Het objectief van deze microscoop vergroot 10×. Wat is de totale vergroting van deze microscoop?
A
10x
B
100x
C
20x
D
40x
Slide 29 - Quiz
Planning voor vandaag
1. 1.4
2. leren voor de toetsweek
Slide 30 - Diapositive
Leerdoelen Bs. 4
Je kunt de delen noemen van plantaardige en dierlijke cellen met kun kenmerken en functies.
Slide 31 - Diapositive
Dierlijke en plantaardige cellen:
Slide 32 - Diapositive
Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?
A
Alleen een celkern
B
celkern en cytoplasma
C
celkern, cytoplasma en celmembraan
D
celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand
Slide 33 - Quiz
In de afbeelding hieronder zie je een?
A
plantenaardige cel
B
dierlijke cel
C
cel van een schimmel
D
cel van een bacterie
Slide 34 - Quiz
Dierlijke cel
celmembraan
cytoplasma
celkern (bestaande uit kernmembraan en kernplasma)
met een gewone lichtmicroscoop is niet meer dan dit te zien van dierlijke cellen
In werkelijkheid zijn ze natuurlijk veel ingewikkelder
celmembraan
1
cytoplasma
2
kernmembraan
3a
kernplasma
3b
Slide 35 - Diapositive
Plantaardige cellen
celwand
celmembraan
cytoplasma
bladgroenkorrels
celkern
vacuole
intercellulaire ruimte
celwand
1
cytoplasma met bladgroenkorrels
4
celkern
5
cytoplasma
3
celmembraan
2
vacuole
6
intercellulaire ruimte
7
Slide 36 - Diapositive
Plantencel
Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel
Slide 37 - Question de remorquage
In plantaardige cellen zitten allerlei korrels, goede voorbeelden hiervan zijn ..
A
bladgroenkorrels en voedingskorrels
B
voedingskorrels en
kleurstofkorrels
C
kleurstofkorrels en zetmeelkorrels
D
voedingskorrels en bladgroenkorrels
Slide 38 - Quiz
Een tomaat die rijp wordt verandert van kleur, eerst is de tomaat groen en dan wordt hij rood. Wat gebeurt er tijdens het rijpen?
A
Boskabouters spelen een spelletje
B
Er worden rode kleurstofkorrels gemaakt
C
bladgroenkorrels worden afgebroken
D
bladgroenkorrels veranderen in rode kleurstofkorrels
Slide 39 - Quiz
Enkele beweringen: 1. De vacuole is gevuld met voornamelijk lucht 2. Intercellulaire ruimten bevatten meestal water 3. het cytoplasma bestaat uit water met daarin eiwitten en opgeloste zouten