SE5 - Weer en klimaat - Les 8: C1 Orkanen

4 MAVO
Casussen
Weer en klimaat
Casus 1
Orkanen
---
M. Zeelenberg
zlb@st-maartenscollege.nl
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

4 MAVO
Casussen
Weer en klimaat
Casus 1
Orkanen
---
M. Zeelenberg
zlb@st-maartenscollege.nl

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?

Herhaling: C3: Watermanagement
Les over C1: Orkanen

HEEL BELANGRIJK ONDERWERP


Slide 2 - Diapositive

CHECK LESDOELEN: WATER CASUS
Paragraaf C.3: Watermanagement
  • Je kan in eigen woorden uitleggen water watermanagement is.
  • Je kan uitleggen hoe oppervlakte-irrigatie en beregening kunnen leiden tot verzilting.
  • Je kan uitleggen hoe de aanleg van een stuwdam of het gebruik van veel rivierwater voor irrigatie kan leiden tot verzilting.

Slide 3 - Diapositive

Je kan uitleggen hoe oppervlakte-irrigatie en beregening kunnen leiden tot verzilting.

Er gaat veel water verloren bij dit proces in verhouding met druppelirrigatie.

Je benut hiermee niet al het beschikbare water.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

LESDOELEN
Weer en klimaat - C1: Orkanen
  1. Je kan uitleggen hoe een orkaan ontstaat.
  2. Je kan drie andere benamingen voor een orkaan noemen.
  3. Je kan de verspreidingsgebieden van orkanen noemen.
  4. Je kan de verspreidingsgebieden van orkanen verklaren.
  5. Je kan het verschil noemen tussen een tropische storm en een orkaan.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Het nieuws in 2017

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

ORKAAN
  1. Zeewater minimaal 26,5.
  2. Warme, vochtige lucht stijgt op en condenseert. --> WOLKEN
  3. Bij het condenseren stijgt lucht extra snel op. 
  4. Lucht wordt van alle kanten aangezogen door de lage druk.
  5. De aangezogen lucht gaat draaien.

Slide 15 - Diapositive

ORKAAN
  • Doorsnede: 500 tot 1.500km 
  • Oog: Windstil + 30 tot 50km
  • Windsnelheid tot 250km p.u.

Heftige storm in Nederland is max 100km p.u.

Slide 16 - Diapositive

Andere benamingen --> Neem over

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Katrina (2005): 
1.835 doden, meer dan 80 miljard euro schade

Slide 19 - Diapositive

Hurricane facts
  1. Extreme lagedrukgebieden
  2. Tropische stormen met wind harder dan 12 op schaal van Beaufort.
  3. Schade niet alleen door windkracht, maar ook door overstromingen (regenval en hoge golven).
  4. Vooral in zuidoosten V.S. door warm zeewater.

Slide 20 - Diapositive

Je kan het verschil noemen tussen een tropische storm en een orkaan.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

WERK UIT EN LEVER IN
Weer en klimaat - C1: Orkanen
  • Je kan uitleggen hoe een orkaan ontstaat.
  • Je kan drie andere benamingen voor een orkaan noemen.
  • Je kan de verspreidingsgebieden van orkanen noemen.
  • Je kan de verspreidingsgebieden van orkanen verklaren.
  • Je kan het verschil noemen tussen een tropische storm en een orkaan.

Je ontvangt ook oefenvragen voor het eindexamen

Slide 23 - Diapositive

Zijn er nog vragen?
Je kunt ze klassikaal stellen
Je kunt mij mailen; zlb@st-maartenscollege.nl
Je kunt me altijd opzoeken op school; 
aanwezig op maandag t/m donderdag

Slide 24 - Diapositive

SE BESPREKING


NIETS OP TAFEL
Behalve een potlood

Telefoons lever je voorin in

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

SE BESPREKEN
Absoluut geen telefoons -- VOORIN INLEVEREN
  • Je ontvangt een evaluatieformulier -> Vul 1 t/m 5 alvast in (voorkant)
  • Nu ontvang je de toets -> Tel je punten na
We bespreken de hele toets samen
  • Kijk goed naar wat je per vraag fout hebt gedaan en hoe je dit kunt voorkomen
  • Gebruik hiervoor vraag 6 van het evaluatieformulier
Na de toets
  • Bespreek met je buurman of buurvrouw hoe je het de volgende keer beter kunt doen

Het inhaal SE lijkt enorm op dit SE, check dus écht goed wat je fout gedaan hebt en waar je je op moet focussen.

Slide 28 - Diapositive