N1M(H)_ne_week 26_H6_Formuleren en Spelling

Vrijdag, 21 mei 2021
Doel:

  • Je kunt kennen, kunnen, liggen en leggen op de juiste manier gebruiken.

  • Je kunt de verleden tijd van sterke werkwoorden goed spellen.

  • Je kunt woorden met een c, cc, k en kk goed spellen.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vrijdag, 21 mei 2021
Doel:

  • Je kunt kennen, kunnen, liggen en leggen op de juiste manier gebruiken.

  • Je kunt de verleden tijd van sterke werkwoorden goed spellen.

  • Je kunt woorden met een c, cc, k en kk goed spellen.

Slide 1 - Diapositive

A. Een scheidsrechter kent alle spelregels goed.
B. Een scheidsrechter kan alle spelregels goed.

Welke zin is juist?
A
juist
B
juist

Slide 2 - Quiz

Lastige werkwoorden
  • kennen / kunnen
  • liggen / leggen


Slide 3 - Diapositive

Lastige werkwoorden:
kennen / kunnen
  • kennen: iets weten of iets geleerd hebben
     vb. Een scheidsrechter kent alle spelregels goed.

  • kunnen: in staat zijn om iets te doen
     vb. Ik kan goed voetballen.

  • liggen: niet bewegen, rust
     vb. Kees moet huiswerk maken, maar hij ligt op de bank.

  • leggen: iets doen, actie
     vb. Nora legt haar sleutels in de vensterbank.

Slide 4 - Diapositive

Vier andere lastige werkwoorden
  • zijn
  • hebben
  • willen
  • zullen

Leer alle vormen uit je hoofd!

Slide 5 - Diapositive

Vul een vorm in van: zijn (vt)

Ze moest haar kamer opruimen, want het ... een dikke bende.

Slide 6 - Question ouverte

Vul een vorm in van: zullen (vt)

Zowel de docenten als de leerlingen ... het liefst tien weken vakantie hebben in plaats van zes.

Slide 7 - Question ouverte

Wat was ook alweer het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 8 - Question ouverte

Welke sterke werkwoorden
ken jij?

Slide 9 - Carte mentale

Sterke werkwoorden
Een zin staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt). 
Dat zie je aan de pv.

De rommel is niet opgeruimd.
De rommel was niet opgeruimd.

Ik heb al weken geen wedstrijd gespeeld.
Ik had al weken geen wedstrijd gespeeld.


Slide 10 - Diapositive

Sterke werkwoorden
Van sommige werkwoorden verandert de klank als je de pv in de verleden tijd zet:

hele ww
tt
vt
Wat verandert?
liggen
ik lig
ik lag
i wordt a
lopen
ik loop
ik liep
oo wordt ie

Slide 11 - Diapositive

Hoe schrijf je de pv van sterke ww in de vt?
  • Maak het woord langer (wij ... / jullie ...) om te horen of je een -d of -t krijgt:
    doen > ik deed (want wij deden)
    zitten > ik zat (want wij zaten)
    vinden > ik vond (want wij vonden)|


Let op: in de verleden tijd krijg je NOOIT  -dt  > bijv.  Hij vondt

Slide 12 - Diapositive

vervolg uitleg...
Schrijf het woord zo kort mogelijk.

Gebruik alleen dubbele letters (zoals -dd, -tt) als dat voor de uitspraak nodig is:
                                                        
- rijden > reden                      maar                    hebben > hadden
- bijten > beten                                                     trekken > trokken
- weten > wisten                                                   zwemmen > zwommen

Slide 13 - Diapositive

Roepen, geven en brengen zijn sterke werkwoorden.
A
ja, dat klopt
B
nee, brengen is zwak
C
nee, geven is zwak
D
nee, roepen is zwak

Slide 14 - Quiz

Bij sterke werkwoorden spel je de persoonsvorm in de verleden tijd zo kort en eenvoudig mogelijk.
A
niet waar
B
waar

Slide 15 - Quiz

Noteer de persoonsvorm van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

KIEZEN
Waarom ..... alle leerlingen ervoor om het proefwerk uit te stellen?

Slide 16 - Question ouverte

Noteer de persoonsvorm van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

ZITTEN
In de winter ..... onze kippen al om zes uur in hun nachthok.

Slide 17 - Question ouverte

Noteer de pv van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

ZIJN
Blijkbaar ... hij een populaire zanger.

Slide 18 - Question ouverte

Noteer de pv van de sterke werkwoorden in de verleden tijd.

HANGEN
Die jas ... al een tijdje aan de kapstok in de kantine.

Slide 19 - Question ouverte

Voor de volgende les...

  • Kun je kennen, kunnen, liggen en leggen op de juiste manier gebruiken.
  • Heb je de opdrachten over dit onderwerp op NN Online gemaakt (H6>Taalverzorging>Formuleren)
  • Kun je de verleden tijd van sterke werkwoorden goed spellen.
  • Kun je woorden met c, cc, k en kk goed spellen.
  • Heb je de uitleg-video over dit onderwerp op NN Online bekeken.
  • Heb je de opdrachten over dit onderwerp op NN Online gemaakt (H6>Taalverzorging>Spelling)

Slide 20 - Diapositive