Les 7 en 8

Planning
Deel 1:
Herhalen theorie donderdag
Uitleg 8.6
Oefenen met 8.6
Deel 2:
Opdrachten maken
D-toets afmaken
Examenoefening maken en toets voorbespreken.

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Planning
Deel 1:
Herhalen theorie donderdag
Uitleg 8.6
Oefenen met 8.6
Deel 2:
Opdrachten maken
D-toets afmaken
Examenoefening maken en toets voorbespreken.

Slide 1 - Diapositive

Dina heeft CVID. Door deze ziekte maakt haar lichaam onvoldoende antistoffen.
Voordat de ziekte bij haar werd ontdekt, liep ze vaak infecties op. Regelmatig moest ze antibiotica gebruiken om deze infectieziekten te bestrijden.
Inentingen leveren bij Dina geen goede immuniteit op. Daarom krijgt ze eenmaal per maand antistoffen uit donorbloed toegediend.

Is het toedienen van antistoffen aan Dina actieve immunisatie of is het passieve immunisatie?

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Wat is een transplantatie? Wat zijn problemen?
Wat zijn de 4 bloedgroepen? Welke bloedfactor en Antistoffen hebben ze?
Wat is de Rhesusfactor? hoe werk dat?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Bloedgroepen

Slide 5 - Diapositive

Bloedtransfusie
Bloedgroepen

Slide 6 - Diapositive

Iemand heeft bloedgroep A en wil zijn nier aanbieden aan iemand met bloedgroep B. Dit kan niet omdat?
A
Bloedgroep B bevat anti-A.
B
Bloedgroep B bevat anti-B.
C
Bloedgroep B bevat antigeen-A.
D
Bloedgroep B bevat antigeen-B.

Slide 7 - Quiz

Iemand heeft bloedgroep B. Van welke donor kan deze persoon bloed ontvangen?
A
Van iemand met bloedgroep B
B
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep O
C
Van iemand met bloedgroep B of bloedgroep AB
D
Van iemand met bloedgroep B, AB of O

Slide 8 - Quiz

Welke bloedgroep kan goed doneren?
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 9 - Quiz

welke bloedgroep kan van iedereen bloed ontvangen?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 10 - Quiz

Welke antistof kan iemand met bloedgroep AB maken?
A
Antistof A
B
Antistof B
C
Antistof A en B
D
Geen antistof

Slide 11 - Quiz

Iemand heeft bloedgroep AB. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep AB.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB, A of O.

Slide 12 - Quiz

Iemand heeft bloed groep B. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep B.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB of O.

Slide 13 - Quiz

Aan de slag:
Maken opdracht 30, 33 en 34.

Huiswerk:
Opdracht 35 en 36

Slide 14 - Diapositive

Planning
Deel 2:
Uitleg Rhesus factor
Opdrachten maken
Toets voorbespreken

Slide 15 - Diapositive

0

Slide 16 - Vidéo

Resusfactor

Slide 17 - Diapositive

Rhesusfactor
Het rhesus-antigeen heb je (Rh+) of niet (Rh-).         

Rh+ kan bloed krijgen van Rh- en Rh+
Rh- kan alleen bloed krijgen van Rh-.

Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.  
Zij gaan wel antistoffen tegen rhesus maken als zij in aanraking komen met het rhesusantigeen, bijvoorbeeld door bloedtransfusie.
Het rhesus-antigeen is later ontdekt. Omdat het niet in alle examenvragen terugkomt bespreken we het apart.
Het rhesus-antigen is als eerste ontdekt bij het rhesus aapje

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Rhesuskindje
Bij zwangerschappen kan de rhesusfactor voor problemen zorgen. 
Als de moeder Rh- is, en eerder zwanger is geweest van een Rh+ kindje, dan heeft zij antistoffen tegen Rh gemaakt.

Rhesuskindje
Krijgt te weinig zuurstof door afbraak van rode bloedcellen door antistoffen van de moeder
Gevolg: Hersenbeschadiging of overlijden

Slide 20 - Diapositive

Vraag
Anja heeft bloedgroep 0+.

Welke antistoffen tegen bloedgroepantigenen heeft Anja in haar bloed?
  A.alleen anti-resus
B. alleen anti-A en anti-B
  C. zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 21 - Diapositive

Dwight heeft een bloedtransfusie nodig.

Van wie kan Dwight rode bloedcellen toegediend krijgen zonder gevaar voor klontering?

Slide 22 - Diapositive

Aan de slag
Opdrachten maken 29, 31, 37 en 38


Huiswerk:
Test jezelf 7.6

Slide 23 - Diapositive