D&P Multimediale Producten Theorie Film maken

Multimediale Producten maken
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Multimediale Producten maken

Slide 1 - Diapositive

Filmcamera
  • digitale beelden bestaan uit pixels -> beeldpuntje in een bepaalde kleur
  • weinig pixels -> onscherp beeld
  • take = beeldopname
  • shot = beeldopname in 1x
  • scene = combinatie van verschillende shots = eenheid van tijd plaats en handeling
  • 24 plaatjes per seconde
  • hoe meer pixels hoe meer opslagruimte je nodig hebt

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Perspectief


Cameravoering: alles wat je de camera laat doen

Belangrijke vraag: waar staat de camera?


Slide 4 - Diapositive

Camerastandpunt/perspectief
  • plaats waar de camera staat
  • door goed na te denken over de plaats waar de camera staat kun je de kijker van je film beïnvloeden; je stuurt je film
  • camerastandpunt op ooghoogte => de persoon of het voorwerp lijkt net zo belangrijk als de camera
  • kikvorsperspectief: je legt de camera op de grond en filmt naar boven -> persoon/ voorwerp lijkt enorm groot en krachtig
  • vogelperspectief: je filmt iets vanuit de lucht-> persoon/voorwerp zijn klein en nietig -> camera lijkt de machtigste

Slide 5 - Diapositive


Two shot : camera staat als 3e persoon bij de actie, camera is neutraal
Over the shoulder shot: de camera filmt over de schouder van een van de personnages, zijkant van het hoofd is vaak nog in beeld
180 gradenregel: gesprek tussen 2 personen, je moet altijd 1 kant van het gesprek filmen
insert: Tussenshot

Slide 6 - Diapositive

Extra long shot (ELS/XLS): heel ruime overzichtsopname
Long shot (LS):                        ruim shot, mensen zijn volledig zichtbaar in beeld
Medium shot (MS):                Mensen zijn vanaf hun middel in beeld
Medium close up (MCU):    mensen zijn vanaf de borst/schouders in beeld
Close up (CU):                          een deel van de persoon of voorwerp is zichtbaar
Extreme close up (ECU/XCU): alleen een detail is zichtbaar

Slide 7 - Diapositive

Camerabewegingen
  • zoom (in- en uitzoomen)
  • panoramashot (pan-shot) 
  • camera laten rijden op een dolly; dolly-in = naar iets toe rijden en dolly-out = van iets weg rijden
  • tilt : de camera van boven naar beneden laten bewegen of andersom
  • craneshot: via speciale hijskraan of drone
  • steadicam: filmcamera zit aan de cameraman vast, vloeiend
  • statische camera: camera en lens bewegen niet tijdens het filmen

Slide 8 - Diapositive

Belichting
hard licht : fel licht dat harde schaduwen geeft (zonnige dag)
spotlight : bundel licht op een klein gedeelte
zacht licht/diffuus licht: licht dat je ziet op een bewolkte dag
indirect licht: de lamp schijnt niet direct op het voorwerp maar via plafond of muur
invullicht: extra lamp of lichtbron; zorgt ervoor dat ook de schaduwzijde belicht wordt
let op: bij het filmen moet licht altijd binnen één scene van de dezelfde kant komen 

Slide 9 - Diapositive

Geluid
Er zijn 5 soorten geluiden in een film:
  1. direct geluid : geluid wordt direct met het beeld opgenomen
  2. set-noise: het natuurlijke geluid van de set
  3. voice-over: toegevoegde vertelstem
  4. effectgeluid: bijv. deur die dichtslaat
  5. muziek: filmmuziek

Slide 10 - Diapositive

Chroma key
  • voorwerp/persoon wordt gefilmd voor een groene achtergrond
  • green screen techniek
  • later wordt het groen vervangen door een computerbeeld
  • waarom groen? Groen komt niet in de huid van de mens voor; je moet alleen geen groen of blauw dragen

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Filmgenres
genre: verzameling van films die dezelfde kenmerken hebben
animatiefilm                                           komedie
actiefilm
biografie
drama
fantasyfilm
historische film
horror
kinderfilm 

Slide 13 - Diapositive

Audiovisuele producties
=> geluidsfilm, een combinatie van geluid en bewegende beelden
  1. bedrijfsfilm: film over een bedrijf
  2. productpresentatie: wat kan jouw nieuwe apparaat of product?
  3. commercial: reclamefilmpje op tv
  4. documentaire: langere film die iets uit de werkelijkheid laat zien; informatie + meningen
  5. instructiefilm: je legt stap voor stap uit hoe iets moet
  6. reportage: documentaire over een klein stukje van de werkelijkheid
  7. videoclip: bewegende beelden bij muziek

Slide 14 - Diapositive

Blok 6: Script
  • hierin staat alles wat er te zien en te horen is in de film
  • andere woorden voor script: scenario / screenplay
  • alle scenes staan in de juiste volgorde
  • alleen dialogen en acties
  • dialoog: alles wat de personages zeggen
  • actie: alles wat je ziet in de film
  • INT of EXT (binnen of buiten)

Slide 15 - Diapositive

voorbeeld script
1. EXT. STEEGJE. DAG
Piet en Eva lopen samen door de steeg. Piet is een oudere man met een baard. Eva is klein en dun. Ze draagt een grote rugzak op haar rug. Ze loopt er krom van.
PIET
Dat ziet er zwaar uit. Wat zit er in die rugzak?
EVA
(Zet de rugzak met een zwaai op de grond en maakt hem open)
Ik heb geen idee. Hij is van mijn vriend. We zullen eens kijken.

Slide 16 - Diapositive

Storyboard
  • in een storyboard teken je de shots en scenes uit het filmscript
  • je bedenkt de camerastandpunten en kaders
  • naast of onder de tekening schrijf je de bijbehorende dialoog en of het een statische of bewegende camera is
  • een storyboard is een houvast voor iedereen die aan de film meewerkt

Slide 17 - Diapositive

Productie
  • als het script af is kunnen de filmopnamen beginnen
  • de productie moet veel regelen
  • hoofd productie = producent 
  • producent zorgt voor contracten, locaties, acteurs etc.
  • props /rekwisieten : alle voorwerpen die je in de film nodig hebt

Slide 18 - Diapositive

Draaischema
  • draaidagen: dagen dat je bezig bent met opnames
  • draaischema: op welke datum filmen wij, welke scenes filmen wij die dag, op welke locatie is het  en hoe lang duurt het?
  • draaiboek: per scene is aangegeven in welke volgorde je de scene wilt opnemen

Slide 19 - Diapositive