LSJ 2HVT U3 écouter 2

Téléphone dans le sac de téléphone
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Téléphone dans le sac de téléphone

Slide 1 - Diapositive

Bienvenue 
Mercredi 7 février
  • Ik kan de beschrijving van een dier begrijpen (kleur, grootte, basiskenmerken) (A2)
  • Ik kan een dier in het Frans beschrijven (kleur, grootte, basiskenmerken & correcte bijvoeglijke naamwoorden) (A1+)

Programme:
  • LessonUp et Learningapps: descriptions d'animaux et révisions (vocabulaire, adjectifs)
  • Exercices d'écoute (méthode en ligne)
  • On parle français (descriptions d'animaux)
  • Devoirs


Slide 2 - Diapositive

Parler anglais comme une .... espagnole (Engels praten als een Spaanse ....)

C'est un grand animal. Cet animal est blanc et noir, avec des tâches. C'est un animal de la ferme, il vit à la campagne.
A
B
C
D

Slide 3 - Quiz

Parler anglais comme une vache espagnole
Een taal slecht spreken. 

Slide 4 - Diapositive

Donner sa langue au ...... (Zijn/haar tong aan de ....... geven)

Il est petit. Il a quatre pattes et une longue queue. Il est brun.
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

Donner sa langue au chat.
Het antwoord op een vraag of raadsel niet weten en opgeven.

Slide 6 - Diapositive

Être une ... mouillée (een natte ... zijn).

Elle est petite. Elle a deux pattes jaunes. Elle est blanche, et elle a un bec jaune.
A
B
C
D

Slide 7 - Quiz

Être une poule mouillée
Iemand die niet stoer of dapper is, die iets niet durft (een lafaard?)

Slide 8 - Diapositive

Au minimum 2 exercices (vocabulaire ET grammaire)

timer
5:30

Slide 9 - Diapositive

💻 En ligne

1. Exercices d'écoute (Havo ou Vwo)
  • Mise en route: 11.A
  • Compréhension globale: 12.3 et 12.4
  • Compréhension détaillée: 13.4 t/m 13.7 

2. Fini ? Choisis:
  • Exercices d'écoute supplémentaires 

  • Exercices de grammaire (adjectif):

timer
6:00

Slide 10 - Diapositive

Elle est grande ou petite ?
Elle est de quelle couleur ?
Elle a combien de cornes ? 
Quelle est sa taille ?
Il est de quelles couleurs ? 

Slide 11 - Diapositive

Travaillez à deux. Maak samen 2 zinnen om dit dier te beschrijven. Gebruik ten minste 2 bijvoeglijke naamwoorden.
Exemple
L'animal est grand / C'est un grand animal. 
C'est un animal orange et noir.
Il a deux grands yeux. 
Il a une longue queue. 
Il a une tête ronde. Ses oreilles sont rondes. Il a quatre pattes. 
timer
2:00

Slide 12 - Diapositive

Étape 1 : Maak een tekening van een dier (iets dat je kunt beschrijven!). Laat het niet zien! Schrijf daarna 3-4 zinnen om je te helpen bij de beschrijving. Je moet minimaal 3 bijvoeglijke naamwoorden gebruiken. 

Étape 2 : Beschrijf je dier aan iemand anders (zonder het te laten zien), in het Frans, met behulp van je zinnen. De andere persoon moet jouw dier tekenen volgens jouw beschrijving en moet minimaal één vraag stellen om meer details te krijgen (of om zijn/haar tekening te controleren). 

Étape 3 : Wanneer jullie allebei hebben beschreven en getekend, vergelijk dan het origineel met de kopie. Het doel is om vergelijkbare tekeningen te hebben. 
Geef jezelf een score (volgens het beoordelingsschema) en bespreek met je gesprekspartner hoe het ging, wat makkelijk/moeilijk was...
timer
5:30
  • Werkblad
  • Boek p. 115/woordenlijst aan het einde
  • Bord
🆘

Slide 13 - Diapositive

onderwerp werkwoord rest 
onderwerp werkwoord (bijvoeglijk n.) zelfstandig n. (bijvoeglijk n.)
Il a une queue noire.
Il a une petite queue noire.
Il est petit ?
Est-ce que il est petit?
wat is = quel/quelle est
De laatste letter van een BN spreek je meestal niet uit (petit, grand...), maar bij de vrouwelijke vorm hoor je de laatste letter wel (petite, grande...)
Exemple
Mon animal a les poils noirs et il n’est pas grand ; il est de taille moyenne.
Il a les yeux bruns et il est très mignon. Ses pattes sont blanches, Fifi est un peu gros.

Slide 14 - Diapositive

  • Ik kan de beschrijving van een dier begrijpen (kleur, grootte, basiskenmerken) (A2)
  • Ik kan een dier in het Frans beschrijven (kleur, grootte, basiskenmerken & correcte bijvoeglijke naamwoorden) (A1+)
👍    😐    👎

Slide 15 - Diapositive

Devoirs pour lundi 12 février
  • SO (apprendre 1 t/m 4 p. 114-115)
  • Oortjes mee
Semaine prochaine --> SO et bijvoeglijke naamwoorden 

Slide 16 - Diapositive