word order

What do you remember...
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

What do you remember...

Slide 1 - Diapositive

..... about the word order of an English sentence?

Slide 2 - Diapositive

wie
wanneer
waar
wat
doet

Slide 3 - Question de remorquage

Word order (woordvolgorde) 
  • wie                                    onderwerp (persoon, dier, ding)
  • doet                                  persoonsvorm (werkwoord)
  • wat                                    lijdend voorwerp
  • waar                                 plaatsbepaling
  • wanneer                         tijdsbepaling

Slide 4 - Diapositive

Welke zin is correct?
A
Peter bought a new phone at the shop yesterday.
B
Peter bought a new phone yesterday at the shop.
C
A new phone is what Peter bought yesterday at the shop.
D
At the shop yesterday a new phone bought Peter.

Slide 5 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Last week I saw Mary at a party.
B
At a party I saw Mary last week.
C
I saw Mary at a party last week.
D
I saw Mary last week at a party.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Jenny works on Saturdays at AH.
B
On Saturdays Jenny works at AH.
C
Jenny works at AH on Saturdays.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Vidéo

wie - doet - wat - waar - wanneer
Je zag in het filmpje dat de tijdsbepaling ('wanneer') ook vooraan in de zin kan staan.
Ook werd verteld dat het bijwoord van frequentie (= een woord dat aangeeft hoe vaak iets gebeurt) vóór het hoofdwerkwoord in de zin staat.

Voorbeeld: Peter always eats a hamburger at lunch time.
                        We never go to school without our books.
                        Sheila seldom loses her temper.


Slide 9 - Diapositive

never
hardly ever
rarely
sometimes
often
usually
always
altijd
soms
zelden
nooit
vaak
gewoonlijk

Slide 10 - Question de remorquage

Bijwoorden van frequentie
- Deze woorden geven aan hoe vaak er iets gebeurt.
- Ze zeggen iets over het hoofdwerkwoord in de zin.
- Het bijwoord van frequentie staat vóór het hoofdwerkwoord.
- Maar het bijwoord staat achter het werkwoord wanneer het 
   werkwoord een vorm van 'zijn' (to be) is.  
   Dus, het staat dan achter am / is / are / was / were 

Slide 11 - Diapositive

They always walk to school.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

I was never late in class.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz

We eat sometimes fish at home on Fridays.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

Welke zin is correct?
A
She never eats chocolate.
B
She eats never chocolate.

Slide 15 - Quiz

Jacky and I always leave home on time.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz

Welke zin is correct?
A
They are rarely late at school.
B
They rarely are late at school.

Slide 17 - Quiz

Welke zin is correct?
A
He always sleeps in class.
B
He sleeps always in class.

Slide 18 - Quiz

Welke zin is correct?
A
I am sometimes late in class.
B
I sometimes am late in class.

Slide 19 - Quiz

I
meat
rarely
eat

Slide 20 - Question de remorquage

sometimes
on Tuesdays
Jessie
at the supermarket
works

Slide 21 - Question de remorquage

are
on Mondays
Merel and Kim
at the fitness club
often

Slide 22 - Question de remorquage

Slide 23 - Lien

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Lien

Nog een keer uitleg?
Kijk dan naar het volgende filmpje over de Engelse 
Word Order

Slide 26 - Diapositive