Woche 5

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H3d Duits, Woche 5

Beginopdracht

Weißt du es noch? 

Maak Aufgabe 24 op blz. 29.

Omcirkel per zin het passende woord en vertaal het.

Diese Woche:

Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht

Lesen: Aufgabe 26 

Laatste oefentoets LOGO

Hausaufgaben

Freitag (40 Min.)

LOGO KLT

Wörter: Aufgabe 29

Hausaufgaben

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Hören: Aufgabe 20

Schreibecke:
Aufgabe 18

Lesen: Aufgabe 27

Hausaufgaben

Hören

Aufgabe 20

S. 27

Luister naar het interview met privédetective Thomas Huber.

Kruis aan of de beweringen wel of niet kloppen.

Schreibecke

Aufgabe 18

S. 26

Vul de zinsdelen uit het kader op de juiste plekken in de tekst in.

Kom je er niet uit, gebruik dan Schreibecke E op blz. 45.

Lesen

Aufgabe 27

S. 32

Lees de tekst over werken in de levensmiddelenbranche 

op blz. 30-31 

en maak de vragen op blz. 32.

Hausaufgaben für Donnerstag

- Maken: Aufgabe 27 (S. 32)

- Leren: Wörterliste G, helemaal (S. 41)

Beginopdracht

Vertaal:

Versie A	Versie B
het besluit	de moeite
de stage	de studie
afwisselend	veeleisend
bovendien	desondanks
milieuvriendelijk	onaangenaam

Diese Woche:

Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht

Lesen: Aufgabe 26 

Laatste oefentoets LOGO

Hausaufgaben

Freitag (40 Min.)

LOGO KLT

Wörter: Aufgabe 29

Hausaufgaben

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Hören: Aufgabe 20

Schreibecke:
Aufgabe 18

Lesen: Aufgabe 27

Hausaufgaben

Lesen

Aufgabe 26

S. 30

Lees de tekst over werken in de levensmiddelenbranche 

op blz. 30-31 

en maak de vragen op blz. 30.

Wat is het verschil tussen intensief en globaal lezen?

Hausaufgaben für Freitag

Morgen is de kijk-/luistertoets van LOGO!

Dit wordt een cijfer voor in je taaldossier.

Beginopdracht

Diese Woche:

Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht

Lesen: Aufgabe 26 

Laatste oefentoets LOGO

Hausaufgaben

Freitag (40 Min.)

LOGO KLT

Wörter: Aufgabe 29

Hausaufgaben

Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht

Hören: Aufgabe 20

Schreibecke:
Aufgabe 18

Lesen: Aufgabe 27

Hausaufgaben

Wörter

Aufgabe 29

S. 33

Welke woorden uit Wörterliste G staan er in spiegelbeeld?
Schrijf ze op bij A.

Bij B vul je de bovenstaande woorden in de juiste zinnen in.