Voorbereiding Toets Chapter 4 havo

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Voorbereiding Toets

Today's Program

• herhalen en oefenen grammatica
• Lidwoorden (geen lidwoord)
• Present Simple vs. Present Continuous
• leren voor de toets 

Learning goal

• aan het einde van deze les ben je helemaal klaar voor de toets! 

Geen lidwoord

• Je gebruikt geen the als je het hebt over mensen, dieren of dingen in het algemeen (hetzelfde als in het Nederlands)
• Bij woorden als hospital, church, school, university en prison gebruik je soms geen the  

John is in hospital (you a patient)

John is in the hospital (you are visiting the hospital)

Emma is at university. (she is a student at a university)

Emma is at the university. (she is visiting, walking or standing close by a particular university)

www.perfect-english-grammar.com

Present Simple 

Present Continuous

Vorm: hele werkwoord

Bij he/she/it + -s

Gebruik je voor:

• Feiten
• Gewoontes
• Dingen die regelmatig gebeuren

Vorm: to be + hoofdwerkwoord + -ing 

Gebruik je voor:

• Iets dat op dit moment gebeurt
• Iets wat binnenkort gaat gebeuren
• Irritatie of ergernis uitdrukken

Present Simple

Present Continuous

Signaalwoorden: always, never, usually, sometimes, often, every day/ weekend

Signaalwoorden: now, right now, at the moment, Look!, Listen!

• My dad cleans the car.
• I cycle to school.
• We take the bus to school 

• My dad is cleaning the car.
• I am cycling to school.
• We are taking the bus to school. 

They _______ (not/eat) rice every day

We _______ (go) to the cinema this weekend.

How long ______ (she/stay) in London?

I often ______ (read) at night

Vragen en ontkenning maken P.C.

• als je een vraag moet maken met de Present Continuous gaat dat op dezelfde manier als in het Nederlands  

He is cycling to school

Hij is naar school aan het fietsen.

Vragen maken P.C.

• als je een vraag moet maken met de Present Continuous gaat dat op dezelfde manier als in het Nederlands  

He is cycling to school

Hij is naar school aan het fietsen.

Is he cycling to school?

Is hij naar school aan het fietsen?

Ontkenning maken P.C.

He is not cycling to school.

Hij is niet naar school aan het fietsen. 

Maak een zin met de Present Continuous: we/make a mistake?

Maak een zin met de Present Continuous: he/not/dance.

Maak een zin met de P.C.:
he/pay the bill at the moment?

Maak een zin met de P.C.:
we/not/study

Leren voor de toets 

Als je nog vragen heb stel ze!

I am ready for the test!

😒🙁😐🙂😃