Futur

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

• Voca

Dans ce cours...

• Futur
• Vocabulaire

La roue des verbes

Roue 1: les pronoms personnels

Roue 2: avoir, être, faire, aller, vouloir, prendre, -er, -ir

Futur (toekomende tijd met zal/zullen)

Regelmatige werkwoorden op -er/-ir: 

hele werkwoord + uitgang ai/as/a/ons/ez/ont

• Je parlerai = Ik zal praten
• Nous finirons  = Wij zullen eindigen

Regelmatige werkwoorden op -re: 

werkwoord -e + uitgang ai/as/a/ons/ez/ont

• Elle écrira = Zij zal schrijven

Futur (toekomende tijd met zal/zullen)

Bij de onregelmatige werkwoorden gebruik je niet het hele werkwoord, maar een andere stam
die je uit je hoofd moet leren. De uitgangen blijven hetzelfde.

• Être = ser- 
• Avoir = aur-
• Faire = fer-
• Aller = ir-
• Vouloir = voudr-

Nous habitons à Breda.
Staat de zin in de futur?

1. 
2. 

Elle finira ses devoirs.

1. 
2. 

Tu auras un cadeau.

1. 
2. 

Les garçons ferent le match.

1. 
2. 

Ils ... leurs devoirs. (finir)
Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de futur.

Nous ... chez moi. (être)

Mon frère ... en France. (habiter)

Vous ... du foot? (faire)

J'... une bonne note. (avoir)

Tu ... une pomme. (manger)

Sam ... acheter un nouveau vélo. (vouloir)

Mes parents ... en voiture. (aller)

Maak een Franse zin in de futur bij het plaatje.

Maak een Franse zin in de futur bij het plaatje.

Qu'est-ce que tu feras demain?
Beantwoord de vraag door een Franse zin te maken.

Qu'est-ce que tes amis feront ce weekend?
Beantwoord de vraag door een Franse zin te maken.

Tu choisiras quelle matière et pourquoi?

Welke zin in de ontkenning is niet juist?

1. je n' aime plus dessiner
2. c'est ne pas vrai
3. il n' a pas choisi l'histoire
4. vous ne choisirez pas encore

Welke combinatie(s) klopt/kloppen niet?

1. le français c' est ma matière préférée
2. pour Alex, son matière préférée, c'est l'anglais
3. nos matières préférées sont les maths et l'allemand
4. leur notes sont bonnes en général

Zelf bedenken

Maak zelf met woorden uit de woordenlijst goed lopende zinnen.

Denk aan tijdsbepaling/hoofdzin/bijvnw enz.

ZInsbouw: onderwerp, dan alle werkwoorden en dan de rest. Bepaling meestal aan het begin