Starttaal 2F: Thema 1 - gesprekken voeren - les 1

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Hoofdstuk 6: Gesprekken voeren

Les 1

Voorbereiding examen gesprek voeren

Leerdoelen

Aan het einde van deze les kun je:

• Interactie en miscommunicatie herkennen in een fragment.
• Weet je het verschil tussen open vragen en gesloten vragen.
• Kun je doorvragen en controle vragen stellen in een gesprek.

6.1 Interactie blz. 101

Zender

Ontvanger

1. Leespauze

2. Voor een voegwoord.

omdat, want, maar doordat, zodat..

3. Iets wat je tussendoor zegt:

Yue-Anne, die bij mij in de klas zit,....

4. Opsomming

5. Tussen 2 persoonsvormen:

Toen ik naar de winkel ging, zag ik Dani.

Interactie: actief luisteren blz. 102

Tijdens het voeren van een (telefoon) gesprek is steeds 1 persoon aan het woord, terwijl de ander luistert.

Als je actief luistert, probeer je te begrijpen wat de boodschap van je gesprekspartner is.

VERBAAL	NON VERBAAL
Hummen/ ja/ klopt	Knikken
Doorvragen/ contole vragen	Oogcontact

Opdracht

Blz. 105 

Opdracht 5 - film fragment + boek

Blz. 107

Opdracht 6 - boek

 

Interactie: miscommunicatie blz. 105

Miscommunicatie: zender en ontvanger begrijpen elkaar niet goed.

INTERNE RUIS	EXTERNE RUIS
Emoties	Verstoorde verbinding
Te weinig kennis van het onderwerp	Omgevingsgeluid
Afleidende gedachten	Afleiding in (non) verbale communicatie. Snel praten/ overdreven handgebaren.

6.2 Doorvragen en controlevragen blz. 109

Doorvraag - je begrijpt het niet of je wil meer weten.

Vervolgvraag - een vraag die ingaat op het gegeven antwoord.

Doel: meer informatie krijgen

OPEN VRAGEN	GESLOTEN VRAGEN
Lang antwoord - veel info	Ja/ nee
5 W's + H vragen

https:

6.2 Doorvragen en controlevragen blz. 110

Controle vraag - je vat in je eigen woorden samen wat de zender heeft gezegd + je vraagt of het klopt.

CONTROLE VRAGEN

Als ik het goed begrijp.....

Kort samengevat...................

Klopt het als ik zeg.........

Opdracht

Blz. 109 

Opdracht 7 - film fragment + boek

Blz. 110

Opdracht 8 - boek

 

https:

opdracht 9

met tweetallen maken.

opdracht 10 kun je alleen maken.

opdracht 11 weer in tweetallen

huiswerk: maak de 2 bladen.