5.4. remmen en botsen

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 2

Taha
Tycho	Naomi
Jesse

	Jay
	Liza
	Sofie

	Belisa
Renée	Thara
	Silver

            bord       en       docent

Pak je boek, je IPad en log alvast in!

Lotus en Noa, niet met zijn drieën
bij elkaar. 

 

Heb je lager dan een 6.0 gemiddeld dan heb je een vaste plek en is dit voor je eigen groei en vooruitgang. 

Isabel

Liza
Karol
Stygian

	Piotr
	Chinouk
	Dilano

                          bord  

r

a

a

m

Seve niet in de buurt van Dilano. 

Heb je lager dan een 6.0 gemiddeld, dan heb je een vaste plek voor je eigen groei en vooruitgang. 

Wat gaan we vandaag doen?

Absentie

Hoofdstukopbouw

Herhaling vorige les

Uitleg nieuw doel

Opdrachten maken

Afsluiting

Hoofstukopbouw 'Bewegen'

1. Bewegingen vastleggen

2. Gemiddelde snelheid
3. Soorten bewegingen

4. Remmen en Botsen

Alle plusopdrachten maken en diagnostische toets

Toets

Doelen bs 3 Soorten bewegingen

1. Je kunt uitleggen wat er gebeurt met de snelheid bij een beweging met constante snelheid, een versnelde beweging en een vertraagde beweging. 
2. Bij een constante snelheid kan je de snelheid berekenen. 
3. Je kunt aan een grafiek zien om welke snelheid het gaat; versnelde, constante of vertraagde.

begrippen

versnelde beweging: zijn snelheid wordt sneller. De afstand wordt steeds groter. 

begrippen

constante beweging: zijn snelheid blijft hetzelfde. De afstand blijft even groot. 

begrippen

vertraagde beweging: zijn snelheid wordt langszamer. De afstand wordt minder groot (steeds kleiner). 

Doel: Bij een constante snelheid kan je de snelheid berekenen. 

Je ziet in de grafiek dat iemand na 

5 sec 3 m heeft afgelegd. 

gegevens: 

afstand = 3 meter

tijd = 5 seconden

snelheid = afstand : tijd = 3 : 5 = 0.6 m/s

Hoeveel is dat in km/h??

0.6 x 3,6 = 2.16 km/h

gemiddelde snelheid = afstand (m) : tijd (s)
Een atlete loopt de 200 meter sprint in 20,8 s.
Bereken haar gemiddelde snelheid.

Iemand loopt 6 m/s.
Hoeveel km/h is dat?

Iemand rijdt 31 m/s.
Hoeveel km/h is dat?

gemiddelde snelheid = 28km/h,
tijd = 3,5h
afstand = gemiddelde snelheid x tijd

1. 3,5 x 28
2. 28 x 3,5
3. 3,5 : 28

gemiddelde snelheid = 30km/h,
tijd = 3 h
afstand = gemiddelde snelheid x tijd

1. 30 x 3= 90km/h
2. 30 : 3 = 10 km/h

gemiddelde snelheid = 50km/h,
tijd = 2 h

1. 50 : 2 = 25 km/h
2. 50 x 2 = 100km/h

Langs een weg staat een bord met de tekst ‘Houd 2 seconde afstand!’. Laat met een berekening zien hoeveel afstand een bestuurder dan moet houden bij een snelheid van 80 km/h.

1. 80 km = 80.000 m /h
2. 80 km = 80.000 m/h 80.000: 60 = 1.333 : 60 = 22,22 m/s
3. 80 : 3,6 = 22.22 m/s x 2 = 44,44 m afstand

In de afbeelding zie je een
stroboscopische foto.
Hoeveel keer is er belicht?

1. 1
2. 5.
3. 8
4. 10

Een camera maakt 40 beeldjes per seconde.
Hoeveel beeldjes zijn er nodig om een beweging van 4 s vast te leggen?

1. 4 x 4 = 16 beeldjes
2. 40 x 4 = 160 beeldjes
3. 40 : 4 = 10 beeldjes

Luna heeft een afstand-tijdtabel gemaakt. Zij maakt een afstand-tijddiagram en tekent daar een lijn in.
Wat voor lijn moet dat zijn?

1. kromme lijnen tussen alle punten in het assenstelsel
2. een lijn die zo goed mogelijk aansluit bij de punten in het assenstelsel
3. rechte lijnen tussen de verschillende punten in het assenstelsel

Samen nakijken

blz 33 - 37

opdracht 1 - 13

Welke vraag vond je moeilijk?? 

Laat het mij weten, dan bespreken we deze vraag. 

Samen nakijken

blz 33 - 37

opdracht 1 - 13

Welke vraag vond je moeilijk?? 

Laat het mij weten, dan bespreken we deze vraag. 

Opdracht 13

We gaan samen stap voor stap deze opdracht maken. 

Je krijgt een leeg blaadje. 

Stel je vragen als je het lastig vindt. 

Wel op een normale manier. 

Opdracht 13

De vraag is: 

Laat met een berekening zien in welk van deze twee delen de snelheid het grootst is.

Hoe bereken ik de snelheid?

Schrijf de formule op. 

Opdracht 13

de formule is:

snelheid =  

afstand/tijd

Deel 2 =

Afstand = ?  

Tijd = ?

Opdracht 13

Afstand = 100 - 20 = 80m

Tijd = 30 - 10 = 20 s

snelheid =  afstand/tijd

snelheid = 80/20 = 4,0 m/s

Nu jullie deel 6: 

Hoofstukopbouw 'Bewegen'

1. Bewegingen vastleggen

2. Gemiddelde snelheid
3. Soorten bewegingen

4. Remmen en Botsen

Alle plusopdrachten maken en diagnostische toets

Toets

Doelen bs 4 Remmen en botsen

1. Je kunt 3 factoren noemen waarvan de lengte van de remweg afhangt. 
2. Je kunt aan de hand van een grafiek uitleggen wat het verband is tussen de beginsnelheid en de remweg. 
3. Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met de reactietijd en de reactie-afstand. 
4. Je kunt de afstand berekenen die een auto nodig heeft om te stoppen. 

Doel: Je kunt 3 factoren noemen waarvan de lengte van de remweg afhangt. Vertel? Aan welke factoren denk jij?

Doel: Je kunt 3 factoren noemen waarvan de lengte van de remweg afhangt. 

remweg: de afstand die een voertuig tijdens het remmen aflegt. 

beginsnelheid: snelheid op het moment dat het voertuig begint te remmen.

3 factoren die de afstand kunnen beïnvloeden: 

- beginsnelheid

- de totale massa van de auto

- de remkracht

Waar heb je het over als je het hebt over de 'totale massa' van een auto?

Hoe zou de beginsnelheid een factor kunnen zijn bij de remweg?

Hoe zou de remkracht een factor kunnen zijn bij de remweg?

Hoe zou de totale massa een factor kunnen zijn bij de remweg?

Doel:Je kunt aan de hand van een grafiek uitleggen wat het verband is tussen de beginsnelheid en de remweg. 

Doel:Je kunt aan de hand van een grafiek uitleggen wat het verband is tussen de beginsnelheid en de remweg. 

Het verband is dat
hoe harder je rijdt,
hoe langer je
remweg wordt. 

alleen het eerste stukje van de film bekijken

Doel: Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met de reactietijd en de reactie-afstand. 

Reactie-afstand: afstand die een voertuig tijdens de reactietijd aflegt. 

Reactietijd: Tijd tussen het zien van een gevaar en het beginnen met remmen. Meestal is dit rond 1 sec. 

stopafstand: totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen. 

Je reactietijd is dus
gemiddeld 1 sec. 

Formule: 

Stopafstand = reactie-afstand + remweg 

Welke beweging is in
deze grafiek te zien?

1. Vertraagde
2. versnelde
3. constante

Welke beweging is in
deze grafiek te zien?

1. Vertraagde
2. versnelde
3. constante

Welke beweging is in
deze grafiek te zien?

1. Vertraagde
2. versnelde
3. constante

Welke beweging is in
deze grafiek te zien?

1. Vertraagde
2. versnelde
3. constante

Aan de slag

Huiswerk: lezen en maken blz 44 - 47

opdr 1 - 13

Beschrijf uitgebreid de opdrachten. 

Kijk alvast even of je alle opdrachten snapt. Nu kan je het vragen, vanavond thuis niet meer. 

Klaar: online Test jezelf

 Wie is het snelst??!!

Ga naar: https://onlineuitrekenen.nl/reactiesnelheid-test/ en test jouw reactiesnelheid!

https://www.arealme.com/reaction-test/nl/

Bedankt!

En succes met je huiswerk.