H5 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

H5 grammatica

Leerdoelen

• Persoonlijke voornaamwoorden herkennen en benoemen 
• Bezittelijke voornaamwoorden herkennen en benoemen
• Aanwijzende voornaamwoorden herkennen en benoemen
• Bijwoorden herkennen en benoemen

Ken je nog meer woorden zoals 'ik' en 'wij'? Noteer ze hier!

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij 'ik' en bij 'hij'?

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. ik
2. ze
3. Madelon
4. ik / ze

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn ...

1. Zij
2. Zij & aan
3. Hem
4. Zij & hem

Wat is hieronder GEEN bezittelijk voornaamwoord?

1. me
2. mijn
3. je
4. jouw

Oefenen met psv en bzv

a Vlak voor het onderbouwfeest showden ze hun outfit aan hun 

klasgenoten.

b In de garderobe leende Gwen haar vriendin haar fuchsiarode 

lipstick.

Oefenen met psv en bzv

c Aan de bar schonk de mentor een glaasje voor zijn leerlingen 

in.

d Na afloop van het feest vertelden ze hun ouders dat het heel 

gaaf was geweest.

Maken: 

Opdracht 3, 4, 5 (blz. 57/58)

Welke aanwijzende voornaamwoorden ken je?

Wat is geen aanwijzend voornaamwoord?

1. dat
2. die
3. wat
4. deze

Zoek het bijwoord:

Morgen geef ik een feestje.

1. morgen
2. geef
3. een
4. feestje

Wat zijn bijwoorden?

1. in, op, onder
2. gedurende, tijdens, te
3. heel, niet, snel

Een bijwoord kan iets over een een ander bijwoord zeggen.

1. waar
2. niet waar

Oefenen met awv en bw

a Je merkt opeens dat die broer van je in veel situaties heel 

nauwkeurig werkt.

b Je vader is overduidelijk ook zo’n pietje precies.

Oefenen met awv en bw

c Dat spreekwoord wil zeggen dat kinderen meestal veel 

eigenschappen van hun ouders hebben meegekregen.

e Dergelijke gelijkenissen werden vroeger ook al opgemerkt.

Maken:

opdracht 7, 8AB, 9, 10

Herhaling

Kijk naar opdracht 15 op blz 63 in je grammaticaboekje.

Maak samen met je docent zin a-d. 

Benoem alle woordsoorten

a Een  deel  van  de  klas  kwam  uit  het  nabijgelegen  dorp  

naar  de  stad.

b Deze  leerlingen  gingen  op  de  fiets  naar  hun  school.

Benoem alle woordsoorten

c Ze   klaagden   altijd   over   tegenwind.

d Een   enkeling   werd   buitensporig   boos.

Maak de volgende opdrachten van H5:

6, 11, 12, 14AB, 16