Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 1 - Diapositive
Havo:
Herhaling zinsdelen
Uitleg naamwoordelijk gezegde
Zelf aan de slag!
TL:
Herhalen zinsdelen
Opdrachten maken
Slide 2 - Diapositive
Huiswerk
Slide 3 - Diapositive
Doel van deze les:
Havo:
Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin vinden.
TL: Ik ken de zinsdelen
Slide 4 - Diapositive
Welke zinsdelen ken je nog?
Slide 5 - Carte mentale
volgorde van ontleden
1
2
3
4
5
6
7
meewerkend voorwerp
persoonsvorm
gezegde
lijdend voorwerp
onderwerp
bwb
zinsdelen
Slide 6 - Question de remorquage
Herhalen Zinsdelen
persoonsvorm (pv)
tijdproef, getalproef (vraagzin)
onderwerp (ow)
Wie/(wat) + pv?
werkwoordelijk gezegde (wg)
zegt wat het onderwerp (iets of iemand) doet
lijdend voorwerp (lv)
Wat/Wie + wg + ow ?
naamwoordelijk gezegde (ng)
zegt wat het onderwerp (iets of iemand) is
- werkwoordelijk deel: 9
koppelwerkwoorden
- naamwoordelijk deel: zet je tussen haken
meewerkend voorwerp (mv)
Aan/Voor wie + wg + ow + lv?
bijwoordelijke bepaling (bwb)
Overige ww in de zin. Geeft antwoord op
vragen als: Waar?, Wanneer?, Hoe?. enz.
Slide 7 - Diapositive
Neem over
Ontleed de zinnen:
Vorige week hebben de leerlingen van klas 2C een introductieactiviteit gedaan.
Meneer Klok heeft het lijstje met de winnaars van mevrouw Meinen gekregen.
Klas 2C heeft de leukste leerlingen van de hele school!
Slide 8 - Diapositive
TL
Aan het werk: online opdrachten staan klaar.
Slide 9 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde
Je leerde dat elke zin een werkwoordelijk gezegde heeft. In een WG doet het onderwerp iets.
Dit jaar is klas 2C de leukste klas.
Maar wacht even..... wat doet het onderwerp nu dan?????
Slide 10 - Diapositive
Gram. Zinsdelen H2: Naamwoordelijk gezegde
VB: Pieter is arts.
Naamwoordelijk gezegde bestaat uit:
werkwoordelijk deel: alle werkwoorden uit de zin. Een ervan is een koppelwerkwoord (kww) > zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
naamwoordelijk deel: een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft.
Slide 11 - Diapositive
Gram. Zinsdelen H2: Naamwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde: zegt wat iemand of iets (ow) doet.
VB: Hij fietst naar school.
Naamwoordelijk gezegde: zegt wat iemand of iets is of wordt.
VB: Pieter is arts.
Slide 12 - Diapositive
Oké leuk, maar hoe vind ik zo'n NG dan?
Zo vind je het NG:
Stel vast of het onderwerp iets dóét of iets ís. Thymen ís (blijkt) iets, namelijk ‘de beste gamer’ Als het onderwerp iets ís, stel je de vraag:
Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden?
Wat zal Thymen blijken? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel: de beste gamer.
Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + [nw.deel] + overige werkwoorden. Zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken. ng = zal [de beste gamer] blijken
Slide 13 - Diapositive
Gram. Zinsdelen H2: Naamwoordelijk gezegde
Voorbeeldzin: Joël wil later een beroemde gamer worden.
worden = kww
Joël is/wordt iets > beroemde gamer.
Vraag: Wat wil Joël worden? - antwoord: een beroemde gamer
ng = wil [een beroemde gamer] worden.
Slide 14 - Diapositive
Naamwoordelijk gezegde bestaat uit:
werkwoordelijk deel: alle werkwoorden uit de zin. Een ervan is een koppelwerkwoord (kww) > zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
naamwoordelijk deel: een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft.
VB: Pieter isarts..
werkwoordelijk deel: is > kww 'zijn'.
naamwoordelijk deel: arts > zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp (Pieter) bevat. Zet je tussen vierkante haken > Pieter is [arts],
Slide 15 - Diapositive
Verdeel de zinnen in twee groepen:
Een groep waar het onderwerp iets doet
en een groep waar het onderwerp iets is (kww!)
Ik wandel naar huis.
Hij let goed op.
Ik ben gelukkig.
Zij vinden de opdracht moeilijk
Hij blijkt heel handig.
Onderwerp doet
Onderwerp is
Slide 16 - Question de remorquage
doet
is of wordt
Er is sprake van een werkwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Er is sprake van een naamwoordelijk gezegde als het onderwerp van de zin iets...
Slide 17 - Question de remorquage
Werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde
Saskia blijft iedere dag naar school rennen.
De politie vangt de boef.
In 1929 werd Jopie de eerste Miss Holland.
Sturen jullie de uitnodigingen voor het feest op tijd weg?
Lieke Martens is de beste voetbalster ter wereld geworden.
Jan is een lieve jongen
Slide 18 - Question de remorquage
Wat moet je doen
Je ontleedt 'gewoon' de zin: 1. PV 2. OW 3. WG / NG --> blokhaken 4. LV 5. MV 6. BWB
Maar let op:
- NOOIT WG en NG in één enkelvoudige zin.
- NG heeft GEEN LV (en dus geen MV)
Slide 19 - Diapositive
KORTOM:
In een zin zit dus:
een werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)
óf
een naamwoordelijk gezegde:
kww + antwoord op de vraag: Wat+PV+OW+overige ww
Het naamwoordelijk deel noteer je [tussen vierkante haken]
Slide 20 - Diapositive
Aan de slag!
Maak H2: Gram. Zinsdelen: opdr. 1 t/m 4.
Je mag dit samen doen, maar overleg zachtjes.
Werk uit het boek!
Klaar?
Maak de extra opdracht (5) of lees uit je leesboek.
timer
20:00
Slide 21 - Diapositive
Checkvragen
Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde.
Hoe schrijf je het naamwoordelijk deel op?
Ontleed de volgende zin: Saar schijnt ziek te zijn.
Slide 22 - Diapositive
Checkvragen
Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde. Werkwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets is. Naamwoordelijk gezegde zegt wat iets of iemand doet.
Hoe schrijf je het naamwoordelijk deel op? Tussen vierkante haken.
Ontleed de volgende zin: Saar schijnt ziek te zijn.