Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom 2.8 Spelling
Je pakt:
-laptop/boek
-schrift Nederlands
-leesboek
Slide 1 - Diapositive
Spoorboekje
Leerdoelen
Instapopdracht
Uitleg + vragen
Maken 3 t/m 8
Lesdoelen check
Slide 2 - Diapositive
Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...
• de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen;
• een komma op de goede plaats gebruiken;
• tien dicteewoorden spellen.
Slide 3 - Diapositive
Schrijf de juiste vorm van het ww op: Hij (koken) heel graag.
Slide 4 - Question ouverte
Schrijf de juiste vorm van het ww op: Hij (vinden) vakantie heel leuk.
Slide 5 - Question ouverte
Maken
Instapopdracht 1 (2 delen)
Klaar? Lees de theorie alvast.
timer
2:00
Wie weet er een voorbeeld van een pv in de t.t.?
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Aantekeningen 2.8: pv in de t.t.
Bij d-werkwoorden eindigt de
stam (en ik-vorm) op -d.
Bij jij en bij hij/zij/het komt
er -t achter (ook al hoor je die niet).
Hier gelden dus dezelfde regels
als bij alle andere werkwoorden.
Bekijk de video 2.8 spelling
Slide 8 - Diapositive
Aantekeningen 2.8: pv in de t.t.
Bij t-werkwoorden eindigt de stam (en ik-vorm) op -t.
Bij jij en bij hij/zij/het komt er géén extra -t achter.
Slide 9 - Diapositive
Schrijf de juiste vorm van het ww op: De man (durven) dat niet!
Slide 10 - Question ouverte
Schrijf de juiste vorm van het ww op: Jij (pesten) nooit!
Slide 11 - Question ouverte
Maken 2.8
Opdracht 3 t/m 8
Klaar?
timer
15:00
Slide 12 - Diapositive
Lesdoelen check
Slide 13 - Diapositive
Schrijf de juiste vorm van het ww op: Hij (branden) de kaarsen.
Slide 14 - Question ouverte
Schrijf de juiste vorm van het ww op: Wij (bedoelen) dat niet.
Slide 15 - Question ouverte
Wat is de juiste vorm van het ww? Het meisje (lopen) naar de bus.
A
loop
B
loopt
C
lop
D
lopt
Slide 16 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het ww? Ik (reizen)
A
reis
B
reist
C
reiz
D
reizt
Slide 17 - Quiz
Welkom 2.8 Spelling (deel 2)
Je pakt:
-laptop/boek
-schrift Nederlands
-studiewijzer
-leesboek
Slide 18 - Diapositive
Planning
Herhalingsvragen
Uitleg
Opdrachten maken
Lesdoelen check
Slide 19 - Diapositive
Voor het hele werkwoord kan je 'hij' neerzetten.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Hij/jij/zij-vorm is ik vorm +t. Wanneer er al een -t staat, komt er geen extra -t achter.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Hij (gieten) het water over.
Slide 22 - Question ouverte
Ik (geven) Piet veel snoep.
Slide 23 - Question ouverte
Ik (genieten) altijd van de feestdagen.
Slide 24 - Question ouverte
Hij (geloven) alles wat hij hoort!
Slide 25 - Question ouverte
Waar hoort de komma?
Op kerst eten we ontbijt lunch en diner.
Slide 26 - Question ouverte
Aantekeningen 2.8: komma
De komma staat niet aan het eind van een zin, zoals de punt, het vraagteken en het uitroepteken, maar in een zin. Komma gebruik je op de volgende plekken:
Slide 27 - Diapositive
Schrijf de komma op de juiste plek:
Ik heb mijn spullen niet bij mij want ik ben ze kwijt.
Slide 28 - Question ouverte
Schrijf de komma op de juiste plek: Jan heb jij mijn sleutels gezien?
Slide 29 - Question ouverte
Waar komt de komma? Ik koop boter kaas en eieren.
Slide 30 - Question ouverte
Waar komt de komma? Als je zin hebt kun je mee gaan.
Slide 31 - Question ouverte
Maken 2.8
Bespreken: 3 t/m 8
Maken: opdracht 9-10-12-13-14
Klaar? Maak de Test Jezelf! van 2.8 en ga daarna lekker lezen in je leesboek.