Nieuwsbegrip A EHBO

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare school

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat was het thema van vorige keer?

Slide 3 - Question ouverte

De strategie van deze week:
Vragen stellen

Slide 4 - Diapositive

Vragen stellen
Als je een tekst leest, kun je vragen stellen over de tekst. Je stelt de vraag en je kijkt ook of het antwoord in de tekst staat. Dan begrijp je de tekst beter. En je onthoudt dingen uit de tekst beter.
 
Je stelt vragen voor, tijdens en na het lezen van de tekst 

Slide 5 - Diapositive

Voor het lezen
Bij  het voorspellen, stel je jezelf vaak al vragen over de tekst:
• Waar gaat de tekst over?
• Wat voor vragen heb ik als ik naar de titel, kopjes en plaatjes kijk?

Slide 6 - Diapositive

Tijdens het lezen
• Wat betekent dit woord?
• Waarom gebeurt iets?
• Snap ik wat hier staat?

Slide 7 - Diapositive

Na het lezen
• Heb ik alles goed begrepen?
• Weet ik nu goed waar de tekst over gaat?
• Staan in de tekst alle antwoorden op mijn vragen

Slide 8 - Diapositive

Vraagwoorden

Slide 9 - Carte mentale

Doel van de les
Aan het eind van de les kun je vragen bedenken bij een tekst.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Voorspellen
Waar gaat Nieuwsbegrip deze week over?

Slide 12 - Diapositive

Wat weet je daar al van?

Slide 13 - Question ouverte

Lees nu de tekst
Kom je nog woorden tegen die je niet goed kent? Gebruik dan de woordhulp. 

Slide 14 - Diapositive

Maak dan de vragen.
Werk samen in je groepje. Iedereen in je groepje heeft hetzelfde antwoord.

Slide 15 - Diapositive

Na het lezen
• Heb ik alles goed begrepen?
• Weet ik nu goed waar de tekst over gaat?
• Staan in de tekst alle antwoorden op mijn vragen

Slide 16 - Diapositive

Weet je nu waar de tekst over gaat?
A
Ja helemaal
B
Nee helemaal niet
C
Een beetje

Slide 17 - Quiz

Heb je alles goed begrepen?
A
Ja!
B
Nee
C
Een beetje

Slide 18 - Quiz

Hoe ging de samenwerking?
A
goed
B
niet goed
C
perfect
D
een beetje goed

Slide 19 - Quiz