Spelling H2, les 2, start H3- 2 lessen

Programma
1) bespreken huiswerk
2) Uitleg spelling H3: schrijfwijze van getallen
3) Oefenen met LessonUp
4) Opdrachten/ huiswerk
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programma
1) bespreken huiswerk
2) Uitleg spelling H3: schrijfwijze van getallen
3) Oefenen met LessonUp
4) Opdrachten/ huiswerk

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Je weet wanneer je een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijk naamwoorden en onbepaalde telwoorden.
Je weet wanneer je getallen moet uitschrijven.

Slide 2 - Diapositive

Bespreken huiswerk: opdracht 2 t/m 5 spelling H2, blz. 69
  • 1 A4’tje
  • 2 biggetje
  • 3 cafetariaatje
  • 4 cd’tje
  • 5 dingetje
  • 6 harinkje
  • 7 jockeytje
  • 8 jongetje
  • 9 karbonaadje

Slide 3 - Diapositive

Bespreken huiswerk: opdracht 2 t/m 5 spelling H2, blz. 69
  • 10 lolly’tje
  • 11 omaatje
  • 12 sardientje
  • 13 sateetje
  • 14 sherry’tje
  • 15 souvenirtje
  • 16 studiootje
  • 17 taxietje
  • 18 wormpje


Nog vragen?

Slide 4 - Diapositive

De schrijfwijze van getallen

De algemene regel is:
De getallen een tot en met twintig, tientallen tot honderd, honderdtallen tot duizend, duizendtallen tot en met twaalfduizend (allemaal aan elkaar
+  de getallen miljoen, biljoen enz. (los van elkaar, drie miljoen)
schrijf je uit in letters!

In andere gevallen gebruik je cijfers EN je gebruikt cijfers bij maten, procenten, tijden, gewichten, afstanden, bedragen, adressen, data enz.


Slide 5 - Diapositive

Let op:
  • Als je in een zin door toepassing van de regels letters en cijfers krijgt terwijl het over dezelfde zaken/mensen gaat, kies je in alle gevallen voor cijfers! Van de 32 genodigden kwamen er 16 niet opdagen.
  • Voor grote ronde getallen in een lopende tekst combineer je cijfers en letters: 127 duizend lopers. 112 miljard dollar enz.
  • Breuken schrijf je los: 2 7/10 = twee zeven tiende, 2/17 = twee zeventiende (behalve in samenstellingen: tweekwartsmaat)
  • Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema: tweeënhalf

Slide 6 - Diapositive


Er waren .. leerlingen.
A
eenentwintig
B
21

Slide 7 - Quiz


Er stonden .. demonstranten op de Dam.
A
achtduizend
B
acht duizend
C
8000

Slide 8 - Quiz


Hij zeurde maar liefst .. uur lang.
A
twee
B
2

Slide 9 - Quiz


Het woog .. kilogram.
A
twintig
B
20

Slide 10 - Quiz


We spreken af om .. uur.
A
elf
B
11

Slide 11 - Quiz


Van de .. hardlopers, vielen er .. af.

A
80, 33
B
tachtig, 33
C
tachtig, drieëndertig
D
80, drieëndertig

Slide 12 - Quiz


3/16

A
drie zes tiende
B
drie zestiende
C
driezestiende

Slide 13 - Quiz


.. procent van de ondervraagden wist het niet.

A
Veertien
B
14

Slide 14 - Quiz

Maak
Spelling H3, blz. 100-103
Maak opdracht 1 en 2 

Klaar?Ga verder met opdracht 3 en 4 

Slide 15 - Diapositive

Lesuur 2
1) Stil lezen
2) Bespreken opdracht 1 en 2
3) Opdrachten/huiswerk

Slide 16 - Diapositive

Stil lezen

Slide 17 - Diapositive

Bespreken opdracht 1 en 2 van blz. 101, spelling H3

Slide 18 - Diapositive

Opdracht/huiswerk
Maak opdracht 3 en 4 op blz. 101
Klaar? Bestudeer dan de theorie van Woordenschat H1 t/m 3 + Spelling H1 t/m 3
en maak een kort overzicht van de stof die je moet leren voor de toets!

Slide 19 - Diapositive