Trede 3- grammatica: onderwerp

Grammatica
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Ik kan het onderwerp vinden in een zin. 
Ik kan de pv vinden in een zin.
Ik kan het werkwoordelijk gezegde vinden in een zin.
Ik kan een zin verdelen in zinsdelen.

Slide 2 - Diapositive

De vier stappen
1. persoonsvorm 
2. zinsdelen
3. werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)
4. onderwerp (wie/wat + wg)


Slide 3 - Diapositive

Stap 4
Het onderwerp van een zin is altijd een zelfstandig naamwoord.
Het onderwerp is vaak een persoon.
De persoonsvorm en het onderwerp staan altijd naast elkaar (in een enkelvoudige zin). 
De persoonsvorm en het onderwerp hebben altijd hetzelfde getal ( allebei enkelvoud of meervoud).




Slide 4 - Diapositive

Hoe vind je het onderwerp van een zin?

Slide 5 - Carte mentale

Hoe vind je het onderwerp van een zin?

  1. Wie/wat + werkwoordelijk gezegde? Het antwoord op deze vraag is het onderwerp van de zin.
  2. De getalproef: verander de persoonsvorm van getal, het onderwerp moet mee veranderen. 


Slide 6 - Diapositive

Wat is het onderwerp?
In de bijsluiter staan bijwerkingen genoemd.
A
in de bijsluiter
B
bijsluiter
C
bijwerkingen
D
staan genoemd

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De juf gaf de kinderen een afscheidscadeautje.
A
een afscheidscadeautje
B
de kinderen
C
gaf
D
de juf

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het wg in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar voetbalschoenen versleten.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het ow in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar voetbalschoenen versleten.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het wg in de zin:
Zwartbuikhamsters komen in Frankrijk niet meer voor.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het ow in de zin:
Zwartbuikhamsters komen in Frankrijk niet meer voor.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het wg in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het ow in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het ow in de zin:
Vanmorgen zat er een blaffende hond in de achtertuin.

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het ow in de zin:
Er zaten vandaag leuke cadeautjes in mijn adventskalender.

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het ow in de zin:
De discobal van Nijntje maakt me heel erg blij!

Slide 18 - Question ouverte