M4 laatste lessen

M4 laatste lessen
Planning:
Nieuwsquiz
Laatste LessonUp 
5e uur: aantal leerlingen oefenen
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

M4 laatste lessen
Planning:
Nieuwsquiz
Laatste LessonUp 
5e uur: aantal leerlingen oefenen

Slide 1 - Diapositive

Hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Slide 3 - Vidéo

Wat is citeren?
A
in eigen woorden opschrijven
B
letterlijk uit de tekst overnemen

Slide 4 - Quiz

Als de opdracht is: 'Citeer een tekstfragment', dan moet je een tekstdeel citeren dat groter is dan...
A
één zin
B
twee zinnen
C
drie zinnen

Slide 5 - Quiz

Hoeveel puntjes mogen er tussen de eerste twee en de laatste twee woorden staan als je een citaat maakt?
A
3 puntjes
B
4 puntjes
C
dat maakt niets uit

Slide 6 - Quiz

N-term
- afgelopen 10 jaar meestal tussen 0,2 en 0,4
- 0,2 - 0.4 betekent: het examen is goed (gemakkelijk)
- 1,0 - 1,8 betekent: het examen is moeilijk (veel klachten)

Slide 7 - Diapositive

Vaststelling N-norm Nederlands
  • Score van de eerste 5 leerlingen (op alfabet) van alle scholen in Nederland naar het Cito sturen
  • Het gemiddelde van deze leerlingen is dan ongeveer 6,5. Dat wordt de   N-norm
  • Bij oude examens is via de 'omzettingstabel' de N-norm te vinden.  

Slide 8 - Diapositive

'De grote ... huis gaat.' (r. 4-5)
A
Dit citaat is goed.
B
Dit citaat is fout.

Slide 9 - Quiz

Welke datum- en plaatsnotering in een zakelijke brief is juist?

A
23 mei 2023, Doorn
B
Doorn, 23-5-2023
C
23-5-23 Doorn,
D
Doorn, 23 mei 2023

Slide 10 - Quiz

Disney neemt afscheid van de klassieke eigenschappen van de sprookjesprinses.

Rapunzel
afscheid disneyprinsessen
onderwerp
deelonderwerp
hoofdgedachte

Slide 11 - Question de remorquage

Welke manier van het noteren van een adres is juist?

A
SG de Overlaat Postbus 259 5104 AG Waalwijk T.a.v. dhr. O. Dooijes
B
SG de Overlaat T.a.v. dhr. O. Dooijes Postbus 259 5104 AG Waalwijk
C
T.a.v. dhr. O. Dooijes SG de Overlaat Postbus 259 5104 AG Waalwijk
D
SG de Overlaat Postbus 259 T.a.v. dhr. O. Dooijes 5104 AG Waalwijk

Slide 12 - Quiz

Welke aanhef van een zakelijke brief is juist als je de naam van de geadresseerde niet weet?
A
Geachte heer, mevrouw,
B
Geachte hr, vrw,
C
Geachte heer/vrouw,
D
Geachte mr/mvr,

Slide 13 - Quiz

"De oogst is mislukt, doordat het al maanden ontzettend heet is."
Welk tekstverband (en volgorde) zit in deze zin?
A
gevolg - oorzaak
B
oorzaak - gevolg
C
middel - doel
D
doel - middel

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

Een artikel schrijven
- je kunt een kort artikel schrijven met een begin, middenstuk en slot
  


Slide 16 - Diapositive

INLEIDING
KERN
SLOT
Aanleiding voor het schrijven van het artikel
Argument(en) + onderbouwing
Je belangrijkste boodschap
Een zin om de lezer te prikkelen en waarover de lezer na blijft denken.
Feiten, cijfers, voorbeelden
Conclusie

Slide 17 - Question de remorquage

Waar zet je de aanleiding voor het schrijven van het artikel?
A
In het middenstuk
B
In het slot
C
In de titel
D
In de inleiding

Slide 18 - Quiz

Wat kun je zoal in het slot van een artikel schrijven?
A
samenvatting en conclusie
B
mening en argumenten herhalen
C
opsomming
D
nieuwe, prikkelende informatie

Slide 19 - Quiz

Waar begin je een artikel meestal mee?
A
Jezelf voorstellen
B
Een goede grap
C
De aanleiding voor het schrijven van het artikel

Slide 20 - Quiz

Gebruik tussenkopjes bij het schrijven van een artikel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Waarom moet je een naam onder het artikel schrijven?
A
Het is een persoonlijke tekst
B
Het is een e-mail
C
Het is een nieuwbericht
D
Het is een brief namens je familie

Slide 22 - Quiz

Welke soort afsluiting zie je hier?
'Na het schrijven van dit artikel schoot me wel iets te binnen. Wat nu als wij nu helemaal geen telefoons hadden? Denk daar maar eens over na...'
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Vraag
D
Toekomstverwachting

Slide 23 - Quiz

Wat is een anekdote?
A
Een leesteken dat laat zien dat er een citaat begint.
B
Een kort (grappig) verhaaltje over iets wat echt gebeurd is.
C
Een afsluiting van de tekst, waarin de schrijver een advies geeft.
D
Een korte inleiding van de tekst, waarin de schrijver zijn mening geeft.

Slide 24 - Quiz

Sleep naar de juiste plek
Deelonderwerpen
Onderwerp
Inleiding

Slide 25 - Question de remorquage


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn zegt dat er wel vaker spinnen gevonden worden in bakjes druiven.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 26 - Quiz

Toen de bewoners uit hun huis .... , vergaten ze de cavia mee te nemen.
A
vluchte
B
vluchtte
C
vluchten
D
vluchtten

Slide 27 - Quiz

Het nieuws ... zich snel door de school.
A
verspreide
B
verspreidde
C
verspreet
D
verspreed

Slide 28 - Quiz

Tijdens het eindexamen is de docent Nederlands over de stoel (struikelen) ... .
A
gestruikelt
B
gestruikeld
C
gestruikeldt
D
gestroken

Slide 29 - Quiz

Hij leek niet erg (schrikken) ... te zijn.

Slide 30 - Question ouverte

Ik had hem bijna niet ... !
A
herkent
B
herkend
C
geherkent
D
geherkend

Slide 31 - Quiz

Tijdens hun eerste date is hij tegen een lantaarnpaal ... .
A
gebotst
B
gebotsd
C
gebotsdt
D
gebotsen

Slide 32 - Quiz

Waarom heb je mijn wachtwoord ...?
A
verandert
B
veranderd
C
veranderdt
D
verranderd

Slide 33 - Quiz

Dat zoiets nu ..., ... ik erg vreemd.
A
gebeurt - vind
B
gebeurt - vindt
C
gebeurd - vind
D
gebeurd - vindt

Slide 34 - Quiz

Jij ... echt geen idee wat hij ... !
A
heb - bedoelt
B
heb - bedoeld
C
hebt - bedoelt
D
hebt - bedoeld

Slide 35 - Quiz

Sleepvraag: 
d of t?
-t
-d
vrien...
gereis...
is verander...
gespeel...
geverf...
geslaag...
ingeslik...
berei...

Slide 36 - Question de remorquage

Met een -d
Met een -t
Met -dt
hij ... (fietsen)
... jij (vinden)
zij ... (voelen)
hij ... (worden)
jij ... (zwemmen)
ik ... (worden)
... zij (vinden)

Slide 37 - Question de remorquage

t
t
d
d
Er gebeur... iets aan de overkant
Er is iets aan de overkantgebeur...
Weet jij wat er aan de overkantgebeur...

Slide 38 - Question de remorquage