2Ha 16032021 Imparfait

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Bienvenu(e)s!

Mardi, le 16 mars

Aujourd'hui

• 1e lesuur - Schoolgroep: Vocabulaire A doornemen / Bron A luistervaardigheid / Nakijken 8 + 10
  
• 2e lesuur - Herhaling bron C + nakijken 13 + 14
  

Schoolgroep

• Woorden vocabulaire A doornemen
  
• Bron A, exercice 4 (luistervaardigheid)
• Bron B, nabespreken / nakijken 8 + 10

Bron C: L'imparfait

Je gebruikt de imparfait om te vertellen hoe iets was of om te vertellen over gewoontes uit het verleden.

In het Nederlands heet deze tijd de onvoltooid verleden tijd. 

In het Nederlands is deze tijd behoorlijk onregelmatig. 

In het Frans vorm je deze tijd bij alle werkwoorden op 1 na, op dezelfde manier.

L'imparfait in 3 stappen

1. Neem de NOUS-vorm van een werkwoord, in de présent.
2. Haal -ONS ervan af.
3. Voeg de bijbehorende uitgang toe. (Die leg ik verderop in een latere dia uit.)

Stap 1

Hele werkwoord

avoir

aller

faire

vouloir

pouvoir

ww-er

Nous-vorm

(nous) avons

(nous) allons

(nous) faisons

(nous) voulons

(nous) pouvons

(nous) stam+ons

Stap 2

Nous-vorm: haal -ons ervan af

(nous) avons

(nous) allons

(nous) faisons

(nous) voulons

(nous) pouvons

(nous) stam+ons

Restant (= stam voor imparfait)

av + uitgang

all + uitgang

fais + uitgang

voul + uitgang

pouv + uitgang

stam + uitgang

Stap 3

Stam 

je stam +

tu stam +

il stam +

nous stam +

vous stam +

ils stam +

+ uitgang

ais

ais

ait

ions

iez

aient

Voorbeeld:

avoir = avons = av

j'avais

tu avais

il avait

nous avions

vous aviez

ils avaient

vouloir = voulons = voul

je voulais

tu voulais

il voulait

nous voulions

vous vouliez

ils voulaient

Voorbeeld: ww - er

danser = dansons = dans

je dansais

tu dansais

il dansait

nous dansions

vous dansiez

ils dansaient

habiter = habitons = habit

j'habitais

tu habitais

il habitait

nous habitions

vous habitiez

ils habitaient

L'imparfait: uitzondering

Zoals al eerder gezegd, er is 1 werkwoord dat de uitzondering vormt op de regel. Dit werkwoord is être. Wat is namelijk de nous-vorm van être?

Uitwerking être

être = ét

j'étais

tu étais

il était

nous étions

vous étiez

ils étaient

Heb je nog een vraag, typ hem hier!

Huiswerk: 13 + 14

Pak je antwoorden erbij. We kijken ze hier in LessonUp na.

In welke tijd staat de volgende zin:
La semaine dernière, j’ai été à un concert.

1. Présent
2. Imparfait
3. Passé composé

In welke tijd staat de volgende zin:
C’était un concert de Jenifer.

1. Présent
2. Imparfait
3. Passé composé

In welke tijd staat de volgende zin:
Elle a une très belle voix.

1. Présent
2. Imparfait
3. Passé composé

In welke tijd staat de volgende zin:
Il y avait une bonne ambiance.

1. Présent
2. Imparfait
3. Passé composé

In welke tijd staat de volgende zin:
On a chanté toute la soirée.

1. Présent
2. Imparfait
3. Passé composé

In welke tijd staat de volgende zin:
J'ai vraiment adoré Jenifer.

1. Présent
2. Imparfait
3. Passé composé

Type hier jouw 7 antwoorden van opdracht 13D. (De 7 imparfaits uit het tekstje)

Type hier antwoord 1 van opdracht 14A.
(hele Franse ww + vertaling)

Type hier antwoord 2 van opdracht 14A.
(hele Franse ww + vertaling)

Type hier antwoord 3 van opdracht 14A.
(hele Franse ww + vertaling)

Type hier antwoord 4 van opdracht 14A.
(hele Franse ww + vertaling)

Type hier antwoord 4 van opdracht 14A.
(hele Franse ww + vertaling)

Oefening 14B
Wat is de juiste vorm?
Mes parents

1. adoraient
2. adorions

Oefening 14B
Wat is de juiste vorm?
Mon père

1. jouais
2. jouait

Oefening 14B
Wat is de juiste vorm?
je

1. chantaient
2. chantais

Oefening 14B
Wat is de juiste vorm?
Vous

1. vouliez
2. voulait

Oefening 14B
Wat is de juiste vorm?
Nous

1. rêvions
2. rêvaient

Oefening 14B
Wat is de juiste vorm?
Ma soeur

1. avais
2. avait

Type hier jouw 5 antwoorden van opdracht 14C.

Les devoirs pour mardi 23 mars:

Apprends: Vocabulaire B FN

Répète: Vocabulaire A FNNF / Grammaire C

Fais: Bron B: Exercice 10D