3.4 en 3.5 landschapszones

WELKOM terug!
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

WELKOM terug!

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Herhalen par. 3.1 t/m 3.3
  • Bespreken 3.4 en 3.5 Landschapszones (1 en 2)
  • Aan de slag met opdrachten (start in route B)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Welk klimaat zie je in de klimaatgrafiek hiernaast?
A
Steppeklimaat (BS)
B
Savanneklimaat (Aw)
C
Tropisch regenwoudklimaat (Af)
D
Landklimaat (Dw)

Slide 4 - Quiz

Hoe luidt de volledige wet van Buys Ballot?

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Overnemen 

Slide 7 - Diapositive

Coriolis effect
  • Aarde draait van west naar oost, het snelst bij de evenaar
  • Afwijking naar rechts op noordelijk halfrond, afwijking naar links op zuidelijk halfrond

Slide 8 - Diapositive

Corioliseffect

Slide 9 - Diapositive

Gebruik atlaskaart 230(GB 56e druk).
In het zuidelijk deel van Afrika valt aan de oostkust meer neerslag dan aan de westkust. Wat is de oorzaak van dit verschil? (welke klimaatfactor?)

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Gebruik atlaskaart 230 GB65e
Noteer onder elkaar op je antwoordblad de steden Alicante, Hongkong, Auckland en Göteborg. Schrijf achter elke stad de letter van de bijbehorende klimaatgrafiek.

Slide 12 - Question ouverte

Gebruik atlaskaarten 228 en 229 (zelf kiezen)
Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring. Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij de keerkringen (oorzaak-gevolgrelatie!)

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Een belangrijke schakel in de mondiale luchtstromen vormen de hogedrukgebieden op 30 graden noorder- en zuiderbreedte.
Leg uit waarom er rond de 30 graden noorder- en zuiderbreedte hogedrukgebieden liggen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 15 - Question ouverte

Een belangrijke schakel in de mondiale luchtstromen vormen de hogedrukgebieden op 30 graden noorder- en zuiderbreedte.
Leg uit waarom er rond de 30 graden noorder- en zuiderbreedte hogedrukgebieden liggen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 16 - Question ouverte

Leerdoelen
  • Je kunt de 6 landschapszones benoemen.
  • Je kunt de kenmerken (klimaat, vegetatie, landbouwmogelijkheden) van de tropische en aride, subtropische, gematigde, boreale en polaire landschapszones benoemen.
  • Je kunt de verdeling van de landschapszones op aarde verklaren aan de hand van de klimaatfactoren
  • Je begrijpt dat landschappen zeer divers zijn, dat verschillen binnen landschapszones groot kunnen zijn en dat grenzen tussen landschapszones geleidelijke overgangen zijn.
  • Je kunt aan de hand van kaarten (GIS en Grote Bosatlas) het verband uitleggen tussen klimaatgebieden, landschapszones en vegetatiezones van de 6 gebieden/landschapszones.

Slide 17 - Diapositive

Landschapszones
Gebieden waar bepaalde bodems en vegetatietypes domineren. Natuurlijk spelen de klimaten een belangrijke rol in het voorkomen van bepaalde vegetatiesoorten

Slide 18 - Diapositive

Tropische zone
Tropisch regenwoud
  • Etages (hoogteverschillen in begroeiing)
  • Hele jaar door groen - warm en vochtig
  • Onvruchtbare bodems
Savanne
  • Afwisseling bomen, struiken en grassen. Minder dicht begroeid
  • Droge periode - verschuiving ITCZ

Slide 19 - Diapositive

Savannes liggen in het algemeen tussen de keerkringen.
Leg het ontstaan uit met de jaarlijkse verschuiving van luchtdrukgebieden. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

Aride zone
Steppe
  • Graslandschap
  • Kort regenseizoen - verschuiving ITCZ
Woestijn
  • Kaal landschap - zandwoestijnen is maar een klein percentage
  • Gevolg van droogte (verschillend per locatie)
Waarom droog?
  1. Hogedruk
  2. Grote afstand tot de zee
  3. Lijzijde van gebergte
  4. Aflandige wind
  5. Koude zeestroom

Slide 22 - Diapositive

1. Omschrijf eerst het verschil tussen een steppe en savannelandschap.
2. Geef daarna aan waardoor steppes vaker verder van de evenaar te vinden zijn dan savannes.

Slide 23 - Question ouverte

Subtropische zone
Mediterraans
  • Kenmerkend: droge, hete zomer, zachte, vochtige winters.
  • Droge periode als gevolg van verschuiven hogedrukgebied (doordat de ITCZ schuift).
  • Cs/Cw
  • Olijfbomen, kurkeiken
  • Leerachtige bladeren - voorkomt verdamping
  • Staan vaak verder uit elkaar - gebruiken niet elkaars water

Slide 24 - Diapositive

Gematigde zone
Gematigde klimaten
  • Kenmerkend: voldoende neerslag, koele zomers, zachte winters
  • Verschillend per locatie (klimaatfactoren)
  • Loofbossen  (afhankelijk locatie: grassteppe en naaldbossen)

Slide 25 - Diapositive

Welke landschapszone zie je op deze foto?
A
Tropische zone
B
Aride zone
C
Gematigde zone
D
Subtropische zone

Slide 26 - Quiz

Tot welke landschapszone
behoort de savanne?
A
Gematigde
B
Aride
C
Tropisch
D
Subtropisch

Slide 27 - Quiz

Wat is een kenmerk van de gematigde zone?
A
redelijke onvruchtbare grond
B
Loofbomen die blad verliezen
C
gemiddelde temperaturen onder 10 graden
D
Loofbomen die geen blad verlizen

Slide 28 - Quiz

Boreale zone
Taiga
  • Passend bij de D-klimaten
  • Taiga - naaldbossen
  • Nauwelijks aanwezig op zuidelijk halfrond

Slide 29 - Diapositive

Polaire zone
Toendra
  • Passend bij de E-klimaten, maar ook in gebergten
  • Toendra - mossen en grassen 
  • Permafrost

Slide 30 - Diapositive

Polaire zone
Boreale zone
Gematigde zone
Subtropische zone
Aride zone
Tropische zone
Deze landschapszone is het gebied tussen de keerkringen. 
 In deze zone valt zo weinig neerslag en is de verdamping zo hoog dat er geen vegetatie kan groeien. 
Het is er iets koeler dan in de tropische zone. Er komt mediterrane plantengroei voor met altijd groene naaldbomen en bladverliezende loofbomen.
Er heerst een vochtig klimaat. Het wordt er niet ijskoud, en ook niet heel warm. Er groeien naaldbomen, bladverliezende loofbomen en er komen steppen (prairies) voor.
Er komen taiga’s met homogeen bos voor en toendra’s. In toendra’s ontdooit alleen de bovenlaag van de bodem in de zomer en er groeien geen bomen. 
Landschapszone waar het nooit warmer dan 10 °C wordt. Het is er te koud voor bomen; er groeien alleen struikachtige planten. 

Slide 31 - Question de remorquage

Zet de afbeelding van de juiste landschapszone bij de juiste plek op de wereld.

Let op: 
1 afbeelding 
blijft over.

Slide 32 - Question de remorquage

Polaire zone
Boreale zone
Gematigde zone
Subtropische zone
Aride Zone
Tropische zone
Sleep de landschapszones naar het juiste gebied

Slide 33 - Question de remorquage

Slide 34 - Vidéo

Aan de slag!
Maken opdrachten:
- Bekijk het filmpje
- 3.4 & 3.5

Slide 35 - Diapositive