B6. Wetenschappelijk onderzoek

Basisstof 6. Wetenschappelijk onderzoek
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Basisstof 6. Wetenschappelijk onderzoek

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wat is het verschil tussen betrouwbaar en valide?

Slide 9 - Diapositive

betrouwbaar
In de context van een onderzoek heeft het begrip betrouwbaarheid (Engels: reliability) betrekking op de manier van meten. Een betrouwbare meetmethode leidt tot accurate uitkomsten en kenmerkt zich vaak ook door een redelijke verdeling van de meetresultaten.  

Slide 10 - Diapositive

Om de betrouwbaarheid van je onderzoek te bepalen beantwoord je de vraag: “Als ik hetzelfde nog een keer zo zou onderzoeken en de omstandigheden zijn niet veranderd, krijg ik dan dezelfde uitslag?” Een betrouwbaar onderzoek is dus reproduceerbaar.  

Slide 11 - Diapositive

valide
Validiteit (validity) betekent dat je daadwerkelijk het verschijnsel meet dat je beoogt te meten. Wanneer je bijvoorbeeld een fenomeen als ‘vertrouwen’ wilt meten, zul je moeten nagaan of het instrument dat je daarvoor wilt gebruiken, ook echt geschikt is voor dat doel.

Slide 12 - Diapositive

Om de validiteit van je onderzoek vast te stellen geef je antwoord op de vraag: “Is de manier waarop ik mijn onderzoek in de praktijk heb uitgevoerd, ook werkelijk de beste manier om mijn hoofd- en deelvragen te beantwoorden?”

Slide 13 - Diapositive

voorbeeld 1
Een onderzoekster wil weten hoe vaak mensen rommel op straat gooien en benadert daartoe op een drukke zaterdagmiddag in een winkelcentrum rechtstreeks een aantal respondenten met de vraag of zij zich hieraan weleens schuldig maken. De vraag leidt telkens tot hetzelfde antwoord: de overgrote meerderheid van de respondenten zegt dit niet te doen.

Slide 14 - Diapositive

Dit onderzoek is :
A
betrouwbaar en valide
B
betrouwbaar maar niet valide
C
niet valide en niet betrouwbaar
D
wel valide maar niet betrouwbaar

Slide 15 - Quiz

uitleg
De respondenten hebben slechts sociaal wenselijke antwoorden gegeven toen hun op de man af werd gevraagd of zij weleens rommel op straat gooiden. De kans is groot dat de enquête, wanneer ze werd herhaald, opnieuw tot dezelfde resultaten zou leiden; in die zin is het een betrouwbaar instrument. Maar het onderzoek is niet valide, omdat het geen antwoord geeft op de gestelde onderzoeksvraag.

Slide 16 - Diapositive

voorbeeld 2
 Op de afdeling Neonatologie van een ziekenhuis meet men de lichaamstemperatuur van pasgeboren baby’s. Daarbij wordt gebruikgemaakt van vijf oude thermometers, die een afwijking hebben tot twee graden Celsius gemiddeld.

Slide 17 - Diapositive

Dit onderzoek is :
A
betrouwbaar en valide
B
betrouwbaar maar niet valide
C
niet valide en niet betrouwbaar
D
wel valide maar niet betrouwbaar

Slide 18 - Quiz

uitleg
In dat geval is het meetinstrument niet betrouwbaar en kan het ziekenhuis beter andere thermometers kopen. De uitslagen zullen bij herhaling wel telkens rond een verwachte waarde bewegen (van twee graden onder de werkelijke temperatuur tot twee graden erboven), maar de uitslagen zijn niet betrouwbaar genoeg om er uitspraken op te baseren.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

havo 2021
tijdvak 1

Slide 23 - Diapositive

Meerdere watermonsters zorgen voor hogere (1) en unieke nucleotidevolgorde zorgt voor een hoge (2)
A
(1) en (2) = betrouwbaarheid
B
(1) = betrouwbaarheid (2) = validiteit
C
(1) = validiteit (2) = betrouwbaarheid
D
(1) en (2) = validiteit

Slide 24 - Quiz

havo 2018
tijdvak 1

Slide 25 - Diapositive

Heeft tekortkoming 1 te maken met het bepalen van de betrouwbaarheid of van de validiteit
van het onderzoek? En tekortkoming 2?
A
(1) en (2) = betrouwbaarheid
B
(1) = betrouwbaarheid (2) = validiteit
C
(1) = validiteit (2) = betrouwbaarheid
D
(1) en (2) = validiteit

Slide 26 - Quiz

vwo 2021
tijdvak 2

Slide 27 - Diapositive

Vermindert aspect 1 de betrouwbaarheid of de validiteit van het onderzoek? En aspect 2?
A
(1) en (2) = betrouwbaarheid
B
(1) = betrouwbaarheid (2) = validiteit
C
(1) = validiteit (2) = betrouwbaarheid
D
(1) en (2) = validiteit

Slide 28 - Quiz