Lowan Het huis dag 1

het huis
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

het huis

Slide 1 - Diapositive

GBB donderdag 5 oktober
  • Toets bespreken.
  • Woorden het huis leren + schrijven 

Slide 2 - Diapositive

Wat heb je in een huis?

Slide 3 - Carte mentale

Luister goed en zeg het woord na.

Slide 4 - Diapositive

het huis

Slide 5 - Diapositive

de tuin

Slide 6 - Diapositive

de woonkamer

Slide 7 - Diapositive

de keuken

Slide 8 - Diapositive

de slaapkamer

Slide 9 - Diapositive

de badkamer

Slide 10 - Diapositive

de zolder

Slide 11 - Diapositive

de trap

Slide 12 - Diapositive

de lift

Slide 13 - Diapositive

de garage

Slide 14 - Diapositive

de schoorsteen

Slide 15 - Diapositive

het dak

Slide 16 - Diapositive

Welk antwoord is goed?

Slide 17 - Diapositive


A
de tuin
B
het groen
C
het huis
D
de trap

Slide 18 - Quiz


A
de schuur
B
de garaasje
C
de garage
D
het auto

Slide 19 - Quiz


A
de keuken
B
de woonkamer
C
de slapkamer
D
de badkamer

Slide 20 - Quiz


A
de keuken
B
de badkamer
C
de woonkamer
D
de slapkamer

Slide 21 - Quiz


A
de trap
B
de zolder
C
het huis
D
de keuken

Slide 22 - Quiz


A
de kueken
B
de keuken
C
de koken
D
de kuiken

Slide 23 - Quiz


A
het dak
B
de trap
C
de boven
D
de zolder

Slide 24 - Quiz


A
de lyft
B
de lift
C
het lift
D
de deur

Slide 25 - Quiz

de of het? 

Slide 26 - Diapositive

huis

Slide 27 - Diapositive

trap

Slide 28 - Diapositive

tuin

Slide 29 - Diapositive

badkamer

Slide 30 - Diapositive

woonkamer

Slide 31 - Diapositive

dak

Slide 32 - Diapositive

garage

Slide 33 - Diapositive

wonen
wonen


Slide 34 - Diapositive

ik woon
jij ..............
hij/zij ...................

wij wonen
jullie ...................
zij ........................

Slide 35 - Diapositive

ik woon in .....
ik woon met ....

Slide 36 - Diapositive

blijven

Slide 37 - Diapositive

Ik blijf hier.
Hij blijft in de aula.

Wij blijven in de bus.
Jullie blijven op school.
Zij blijven tot 14.00 uur op school.

Slide 38 - Diapositive

verhuizen

Slide 39 - Diapositive

Ik verhuis naar Amsterdam.
Jij verhuist ook naar Amsterdam.
Zij verhuist met haar moeder en haar vader.

Wij verhuizen op zaterdag.
Jullie verhuizen morgen.
Zij verhuizen niet.

Slide 40 - Diapositive

opstaan

Slide 41 - Diapositive

ik sta op
jij staat op
hij / zij staat op

wij staan op
jullie staan op
zij staan op

Slide 42 - Diapositive

Ik sta om 7.00 uur op.
Mijn broer staat ook om 7.00 uur op.

Wij staan op zondag om 9.00 uur op.

Slide 43 - Diapositive

wassen

Slide 44 - Diapositive

Ik was mijn handen.
Jij wast jouw kleren.
Hij wast zijn gezicht.

Wij wassen onze handen.
Jullie wassen jullie sokken.
Zij wassen hun oren.

Slide 45 - Diapositive

schoonmaken

Slide 46 - Diapositive

ik maak schoon
jij maakt schoon
hij / zij maakt schoon

wij maken schoon
jullie maken schoon
zij maken schoon

Slide 47 - Diapositive

Ik maak de trap schoon.
Jij maakt de tafel schoon.
Hij maakt zijn auto schoon.

Wij maken de keuken schoon.
Jullie maken de badkamer schoon.

Slide 48 - Diapositive