leesvaardigheid PTD week 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Leesvaardigheid

leerdoelen

• je kunt leesstrategieën toepassen
  
• je kunt de hoofdgedachte vinden
  
• je kunt het tekstdoel vaststellen
  
• je herkent de tekstsoort
  
• je kunt informatieveteksten lezen
  
• je kent de twee vormen van een interviewverslag
  
• je kent de functies van de inleiding
  
• je kent de functies van het slot
  
• je herkent de indeling van een tekst
  

• je kunt standpunt, argumenten in een tekst herkennen
  
• je kunt verwijzingen vaststellen: tekstverband oorzaak/verband
  tekstverband middel/doel
  tekstverband samenvattend 
  tekstverband voorwaardelijk
• je kunt de bedoeling van de schrijver vaststellen
• beeld en opmaak
• je kunt een tekst samenvatten
• verklaringsstructuur
  
• voor- en nadelenstructuur
• probleem- oplossingsstructuur 

Wat zijn voorbeelden van tekstdoelen?

1. artikel, tijdschrift, krant
2. informeren, amuseren, activeren, overtuigen
3. informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst

Welke tekstsoort zie je hier?

1. strip
2. nieuwsartikel
3. recensie
4. handleiding

Begeleide inoefening

Laat uw leerlingen eerst individueel de vraag beantwoorden. Dit kan d.m.v. een wisbordje/kladblaadje, maar ook door gebruik te maken van een laptop, tablet of telefoon.

U heeft in deze fase de tijd om te observeren hoe uw leerlingen deze vragen aanpakken. Indien leerlingen nog uitvallen, kunt u aan de instructietafel gericht aan de slag met verschillende tekstsoorten, doelen van schrijvers, en leesdoelen van de lezer. U kunt hiervoor de remediëringsbladen gebruiken (strategie 1, 2 en 7).

Wat is het belangrijkste doel van de volgende tekstsoorten: klachtenbrief, betoog, recensie bij een boek.

1. amuseren
2. informeren
3. overtuigen
4. activeren

Wat is het belangrijkste doel van de volgende tekstsoorten: sprookje, kort verhaal, volksverhaal, strip, mop, songtekst.

1. amuseren
2. informeren
3. overtuigen
4. activeren

Wat is het belangrijkste doel van de volgende tekstsoorten: betalingsverzoek, inschrijfformulier, stemoproep, voordeelaanbieding.

1. amuseren
2. informeren
3. overtuigen
4. activeren

Hieronder staan functies die een inleiding kan hebben. Welke functie heeft de inleiding altijd?

1. samenvatting geven
2. aanleiding noemen
3. aandacht trekken
4. vooruit blikken

Wat is een functie die het slot niet kan hebben?

1. een advies geven
2. een conclusie geven
3. de aanleiding noemen
4. een samenvatting van de inhoud geven

Op de boerderij waar mijn opa woonde had hij geen eigen kamer zoals wij nu allemaal gewend zijn. Alle kinderen sliepen op zolder, op een zak met stro. Gelukkig heeft mijn opa geen hooikoorts. 'We hadden helemaal niks voor onszelf,' mompelt hij.

1. letterlijk interviewverslag
2. samenvattend interviewverslag

In een samenvattend interviewverslag vat je antwoorden samen en wissel je af met citaten van de geïnterviewde persoon.

1. waar
2. niet waar

Indeling tekst

1. Amuseren, middenstuk,slot
2. Inleiding, middenstuk, hoofdgedachte
3. Titel, middenstuk,slot
4. Inleiding, middenstuk, slot

Wat hoort NIET bij de indeling van een tekst?

1. inleiding
2. middenstuk
3. deelonderwerp
4. slot

Welk signaalwoord hoort NIET bij een samenvattend tekstverband?

1. Kortom
2. Al met al
3. Samenvattend
4. Net als

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden daardoor en zodat?

1. oorzaak-gevolg
2. opsomming
3. conclusie
4. tegenstelling

Welk tekstverband herken je?

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

1. tijdsvolgorde (chronologie)
2. oorzaak-gevolg

  Op welk tekstverband wijst

  het signaalwoord dus?

1. opsomming
2. oorzaak-gevolg
3. conclusie
4. tegenstelling

“Wanneer het volle maan is  

 en de maan het  dichtst bij  

 de aarde staat ...” Van welk  

 tekstverband is hier sprake? 

1. volgorde in tijd
2. tegenstelling
3. oorzaak-gevolg
4. opsomming

Welk tekstverband herken je in
deze zin?

1. voorbeeld
2. oorzaak-gevolg
3. tegenstelling
4. volgorde van tijd

Welk tekstverband herken je?

Als Samira een goed verslag schrijft, krijgt zij een hoog cijfer.

1. tijdsvolgorde (chronologie)
2. oorzaak-gevolg
3. voorwaarde