12 en 13 jan. 23 Literaire begrippen 1 en zinsdelen 1

T H 2 P
12 januari  

Welkom en de beste wensen!
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

T H 2 P
12 januari  

Welkom en de beste wensen!

Slide 1 - Diapositive

Programma deze week


  1. Leerdoelen P3
  2. Boek Erna Sassen Zonder Titel
  3. Literaire begrippen en zinsdelen

We werken deze periode met wisbordjes en willekeurige namen

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel deze week
Aan het eind van deze week weet je wat er van je verwacht wordt bij literatuur en grammatica in deze derde periode.

 => TEA 3: toets Zonder Titel


Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen P3
  1.  Literaire begrippen, zoals perpectief en ruimte
  2. Poëzie 
  3. Herhaling zinsdelen; hoofd- en bijzinnen

Doel: fictie begrijpen; actief met poëzie; functie van zinsdelen inzien.
zie formulier Leerdoelen P3

Slide 4 - Diapositive

Materiaal P3
  1.  Document Literaire begrippen
  2. PDF Zonder titel
  3. Nieuw Nederlands, boek en online

Altijd meenemen: laptop en schrift

Slide 5 - Diapositive

t/m pag. 106 gelezen




Welke scène of gebeurtenis heeft veel indruk op je gemaakt?





Slide 6 - Diapositive

Uitleg literaire begrippen
document staat ook op Teams, Bestanden, Lesmateriaal

Slide 7 - Diapositive

Doelen
  • Je weet wat fictie is.
  • Je kunt het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen.
  • Je kunt het verschil tussen realistische en niet-realistische fictie uitleggen.
  • Je kunt personages bespreken

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

De GVR
Grote Vriendelijke Reus
Roald Dahl

Fictie?
Realistisch?

Slide 10 - Diapositive

Fictie
  •  verzonnen verhalen
  • bedoeld om je te vermaken of je iets te leren
  • kunnen op ware gebeurtenissen gebaseerd zijn
  • in te delen in: 
  1. korte verhalen (kort)
  2. novelles (50 tot 80 pag.)
  3. romans (langer)

Slide 11 - Diapositive

Fictie? 
Realistisch?

Slide 12 - Diapositive

Non-fictie
  • Gebaseerd op feiten
  • Doel: informeren
  • Bijvoorbeeld -->

Slide 13 - Diapositive

Autobiografie
Fictie of non-fictie?

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Personages
  • Verzonnen door schrijver
  • Hoofdpersonen: gedachten, uiterlijk en gevoel uitgebreid beschreven. 
  • Bijfiguren: kort en eenvoudig beschreven
  • Karakterontwikkeling: in de loop van het verhaal zie je dat een hoofdpersoon verandert / een nieuw inzicht krijgt / ...Lezer leeft met hem/haar mee.

Slide 16 - Diapositive

Toepassen op Zonder Titel
  1. (pag. 2) Personages: wie zijn dit tot nu toe in "Zonder Titel"?  
  2. Wie zijn hoofdfiguren? Wie zijn bijfiguren?
  3. Hoe is hun karakterontwikkeling?
  4. (pag. 1) Fictie / non-fictie? 
  5. Realistisch / niet-realistisch? 

Slide 17 - Diapositive

Welke vragen heb je nog? 

Slide 18 - Diapositive

Doelen behaald?
  • Je weet wat fictie is.
  • Je kunt het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen.
  • Je kunt het verschil tussen realistische en niet-realistische fictie uitleggen.
  • Je kunt personages bespreken

Slide 19 - Diapositive

T H 2 P
13 januari 

Welkom

Slide 20 - Diapositive

Programma

  1. Voorlezen Zonder Titel
  2. huiswerk
  3. Herhaling zinsdelen

We werken deze periode met wisbordjes en willekeurige namen.

Slide 21 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt in een zin de pv, wwg, ow. aanwijzen en de juiste zinsdeelstrepen zetten

Slide 22 - Diapositive

Wat klopt er niet? 
  • *Gisteren Luna een taart 

  • ...
  • het allerbelangrijkste woord is het werkwoord: dat mag niet ontbreken
  • dat drukt de actie of handeling uit
  • dus een zin heeft een werkwoord én een persoon (of ding) die (dat) die handeling uitvoert.



Slide 23 - Diapositive

Gisteren heeft Luna een taart gebakken.
Hoe vind je de persoonsvorm?  
  • zet de zin in een andere tijd 
  • het ww dat verandert, is de pv: heeft (=> had)
  • OF zet de zin in een ander getal
  • het ww dat verandert, is de pv: heeft (=> hebben)


  • liever NIET de zin vragend maken

    Slide 24 - Diapositive

    Gisteren heeft Luna een taart gebakken.
    Hoe vind je de zinsdelen?  
    • zet strepen voor en achter de pv 
    • welke woorden horen bij elkaar en kun je verplaatsen? 
    • ...
    • Gisteren \ heeft \ Luna \ een taart \ gebakken.
    • Heeft \ Luna \ een taart \ gebakken \ gisteren?
    • Luna \ heeft \ gisteren \ een taart \ gebakken.
    • Die zinsdelen kun je nu benoemen als ow / lv /...


      Slide 25 - Diapositive

      Neem de zin over op je wisbordje Onderstreep pv en zet zinsdeelstrepen


      1. Morgen zal die stoere Jasper een nieuwe fiets kopen. 

      Slide 26 - Diapositive

      Antwoorden


      1. Morgen / zal / die stoere Jasper / een nieuwe fiets/  kopen. 

      Slide 27 - Diapositive

      Gisteren heeft Luna een taart gebakken.
      Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?  
      • zoek alle werkwoorden uit de zin, dus ook pv!  
      • wwg: ....
      • Let op: 
      • Zij is een taart aan het bakken.
      • wwg: is aan het bakken

        Slide 28 - Diapositive

        Werkw. en onderwerp horen bij elkaar
        • wandelen: wie wandelt?
        • lezen: wie leest?
        • koken: wie kookt?
        • rijden: wie of wat rijdt?

        Bij het belangrijkste deel van de zin (ww) hoort dus een persoon of ding die/dat de handeling uitvoert => dat is het onderwerp

        Slide 29 - Diapositive

        Wat kan bij elkaar staan?

        Papa
        Richard en Tom
        Ik 




        loop naar de tuin
        wast de auto
        spelen buiten

        Slide 30 - Diapositive

        Wat kan bij elkaar staan?

        Papa
        Richard en Tom
        Ik

        het werkwoord hoort dus bij wie het doet (ow) en de werkwoordsvorm past zich dus aan!



        wast de auto
        spelen buiten
        loop naar de tuin

        Slide 31 - Diapositive

        Hoe vind je het onderwerp?  
        • Kijk naar de pv en het wwg (actie) en kijk wie of wat die actie doet.
        • Of stel de vraag: 
        • Wie of wat + persoonsvorm + wwg
        • vb: Frederik heeft gisteren een nieuw hoesje voor zijn telefoon gekocht. 

          Slide 32 - Diapositive

          Schrijf zo veel mogelijk verschillende zinnen met deze woorden!
          • vond
          • in de tuin
          • gisteren
          • onze kip Klaartje
          • een dode regenworm

          Wat is je conclusie over het onderwerp?


          Slide 33 - Diapositive

          Slide 34 - Vidéo

          Welke vragen heb je nog?


          Maak opdrachten zinsdelen in planning van 
          Nieuw Nederlands. Klaar? Verder lezen in Zonder Titel

          Slide 35 - Diapositive

          Leerdoelen
          • Je kunt in een zin de pv, wwg, ow. aanwijzen en de juiste zinsdeelstrepen zetten

          Slide 36 - Diapositive

          Slide 37 - Lien

          Wat heb je geleerd in 
          deze les?

          Slide 38 - Diapositive