Week 13-2
1 / 38
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
¿Qué tal?
😒🙁😐🙂😃
Slide 5 - Sondage
Slide 6 - Diapositive
Wat hebben we vorige les gedaan?
Welke drie werkwoorden hebben we herhaald?
Welke drie werkwoorden hebben we herhaald?
Slide 7 - Carte mentale
Wat iemand of iets is
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER
Slide 8 - Question de remorquage
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
¡Hola! Yo __________(ser) Bram.
Él ___________ (ser) italiano.
Ellos _______________(ser) amigos.
¿De dónde ___________ (ser) tú?
Nosotros _____ (ser) de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos
Slide 11 - Question de remorquage
Sleep de juiste vorm van 'estar' naar het juiste doel.
Deau y Tess _____ (estar) en España.
Tess y yo______(estar) en Holanda.
¿Tú________ (estar) en la clase de español?
Yo _______ (estar) en Italia.
Vosotros _____(estar) en Holanda.
están
estamos
estás
estoy
estáis
Slide 12 - Question de remorquage
¨HAY¨ betekent ...
A
Er is
B
Er zijn
C
A en B
D
Zijn
Slide 13 - Quiz
¿Cuántos chicos hay?
A
Hay cinco chicos en la foto
B
Hay nueve chicos en la foto
Slide 14 - Quiz
¿Cuántas flores hay?
A
Hay diez flores en la foto
B
Hay tres flores en la foto
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Welke woorden horen bij elkaar?
la panadería
la farmacia
el restaurante
el cine
de bakkerij
de apotheek
het restaurant
de bioscoop
Slide 27 - Question de remorquage
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Ken ik de vervoeging van het werkwoord ¨Estar¨?
Slide 34 - Sondage
Ken ik de namen van gebouwen en winkels in het Spaans?
Slide 35 - Sondage
Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃
