vitale parameters/ vitale functies

vitale parameters
vitale functies
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

vitale parameters
vitale functies

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vitale functies kun je meten?

Slide 2 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vitale functies kun je meten en wat zegt dit?

  • Ademhaling en saturatie
  • Bloeddruk en pols
  • Bewustzijn en temperatuur
wat zegt het? Gezondheidstoestand van functioneren hart, hersenen en longen
is het ernstig? Hulp inschakelen en bij de cliënt blijven!

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ademhaling
Ademhaling bestaat uit inspiratie (inademing) en expiratie (uitademing), in normale toestand een regelmatig verloop.

Ademhalingscentrum bevindt zich in de hersenstam. 
Er zijn verschillende aandoeningen die dit kunnen beïnvloeden waardoor het ademritme kan veranderen.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ademhaling

Frequentie (30 sec, tellen, x 2 = ah/min.)
Je kijkt naar:
  • Diepte en gelijkmatigheid
  • Ritme of regelmaat
  • Geluid
  • Kleur van de zorgvrager

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Normale ademhaling:​

  • 14-18 maal per minuut​
  • Diepte steeds gelijk​
  • Regelmatige pauzes tussen de ademhalingen die even lang duren​
  • Ademhaling niet hoorbaar​
  • Goede doorbloeding huid zonder verkleuringen aan vingertoppen, neus, lippen​




Afwijkende ademhaling:​

  • Ademfrequentie verhoogd of verlaagd​
  • Oppervlakkig, heel diep of ongelijkmatig​
  • Pauzes zijn onregelmatig en wisselend​
  • Snurkend, hijgend, rochelend, piepend​
  • Blauwe lippen en vingertoppen (cyanotisch), neus spits en wit​




Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Terminologie
Apneu: afwezigheid van ademhaling.

Dyspneu: benauwdheid.
Hyperventilatie: overademhaling. Dat wil zeggen dat de zorgvrager langdurig te diep ademhaalt. 
Kussmaulademhaling: zeer diepe, ononderbroken en regelmatige ademhaling bij diabetes.
Cheyne-stokesademhaling: de diepte van de ademhaling neemt eerst toe, neemt daarna af en stopt dan even, bij stervende zorgvragers. 






Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vervolg
Zuchtende ademhaling: regelmatige ademhaling met af en toe een zucht, bij kinderen normaal, bij volwassenen met hersenbeschadiging.

Gasping: diepe inademing waarbij alle hulpademhalingsspieren worden aangespannen, het hoofd achterover wordt geworpen, de onderkaak naar beneden zakt en de mond openstaat. De uitademing gebeurt volledig passief. Bij stervenden.
Atactische ademhaling: volledig onregelmatige ademhaling wat betreft diepte en frequentie. Bij slaapmiddelvergiftiging, ontwaken uit narcose, bij hersentumor.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ademhaling meten 
Bij het opnemen van de ademhalingsfrequentie kun je gebruikmaken van een:
  • polsteller
  • secondewijzer op een horloge
  • secondewijzer op een klok
  • stopwatch (mobiel)

Slide 10 - Diapositive

Als je de ademhaling telt, moet je dat zo ongemerkt mogelijk doen, om te voorkomen dat de zorgvrager op een andere manier gaat ademhalen.
Bij het tellen van de ademhaling houd je de pols vast op de borst van de zorgvrager, zodat je ook de beweging van de in- en uitademing voelt.
De saturatie

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat meet je precies bij saturatie?
Het zuurstof gehalte in het bloed

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2 manieren van saturatie meten


100 % is prima
<95 % is hypoxaemie
1) arteriële bloedgasanalyse: deze methode vereist een arteriële bloedafname, de benodigde analyse apparatuur

2) de transcutane (door de huid en nagelbed) meting met een saturatiemeter: deze methode is heel eenvoudig


Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Saturatiewaarden
  • Normaal 96 - 100%
  • Bij COPD, hartfalen: 92 - 100% -----> streefwaarde

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een goede waarde voor de zuurstofsaturatie?
A
36 - 40%
B
56 - 60%
C
76 - 80%
D
96 - 100%

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat meet je met de saturatiemeter?
A
Ademfrequentie
B
Hoeveel lucht iemand inademt
C
% zuurstof dat aan rode bloedcellen is gebonden
D
% zuurstof dat zich in de longen bevindt

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Circulatie
Circulatie: dit is de bloedsomloop. Via hart en bloedvaten wordt bloed door het lichaam gepompt.​

Bloed vervoert zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen. ​

De circulatie is te beoordelen door: ​
Hartslag​
Bloeddruk of tensie​




Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pols frequentie
Het hart pompt een bepaald aantal malen per minuut (frequentie) een hoeveelheid bloed in de aorta.

Bij iemand die rustig zit of ligt, varieert de normale polsfrequentie van 60 tot 100 slagen per minuut.
Vrouwen hebben meestal een iets snellere pols dan mannen.
Bij ouderen kan de frequentie ongeveer 60 slagen per minuut zijn.
Bij een pasgeborene is de frequentie ongeveer 120 slagen per minuut. Vanaf de leeftijd van ongeveer drie jaar is de frequentie 100 slagen per minuut.


Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pols tellen: wat observeer je?
  • Frequentie (60 - 100 x per minuut)
  • Gelijkmatigheid
  • Ritme, regelmaat
  • Spanning en volume (vulling)

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kun je meten aan de polsslag?
  • De frequentie van de pols: wat is het aantal slagen per minuut?
  • De regelmaat van de pols: is de pols regelmatig of niet ? 
  • De gelijkmatigheid van de pols: zijn de polsslagen gelijk gevuld?
  • De kracht van de pols: is de polsslag hard voelbaar of zacht voelbaar

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

afwijkingen 
Tachycardie: frequentie van meer dan 100 slagen per minuut 

Bradycardie: frequentie van minder dan 50 slagen per minuut

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2

Slide 24 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de normale hartfrequentie van een volwassene?
A
20 - 60 x/min.
B
40 - 80 x/min.
C
60 - 100 x/min.
D
80 - 120 x/min.

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de hartfrequentie van deze dame?
A
15 x/min.
B
20 x/min.
C
60 x/min.
D
80 x/min.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloeddruk

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloeddrukregulatie
Voor een goede circulatie en orgaanwerking moet de bloeddruk niet te hoog en niet te laag zijn. Bij de regulatie van de bloeddruk zijn betrokken:
  • zenuwstelsel
  • de nieren: geven hormonen af die leiden tot het vernauwen van bloedvaten en het vasthouden van zout, waardoor de bloeddruk stijgt.
  • het hormoonstelsel > hypofyse hormoon adh 




Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloeddruk
  • Bovendruk (systole): druk in de bloedvaten als het hart samentrekt
  • Onderdruk (diastole): druk in de bloedvaten als het hart ontspant
  • Weergeven in mm Hg = millimeter kwik
  • RR (Riva Rochy) of tensie

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bloeddruk
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Afwijkende bloeddruk
  • Hypertensie (vaker dan 1x gemeten):
  • Systole > 140 mm Hg (> 80 jaar > 160 mm Hg)
  • Diastole > 90 mm Hg
  • Hypotensie

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3

Slide 32 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe veel cm. moet de manchet boven de elleboogplooi worden aangebracht?
A
0 cm.
B
2 - 3 cm.
C
3 - 4 cm.
D
4 - 5 cm.

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat hoor je bij de eerste harttoon?
A
De bovendruk
B
De polsdruk
C
De onderdruk
D
De hartdruk

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kun je zeggen over de bloeddruk van deze mevrouw?
A
Ze heeft hypertensie
B
Ze heeft een normale bloeddruk
C
Ze heeft hypotensie

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Lichaamstemperatuur
  • Normaal: 36.0 – 37.4 ºC
  • Verhoging: 37.5 – 37.9 ºC
  • Koorts: > 38.0 – 40.0 ºC
  • Hyperthermie: > 40 ºC
  • Onderkoeling (hypothermie): < 35.0 ºC

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Temperatuur meten
  • Rectaal (rectum)
  • Axillair (oksel)
  • Oraal (mond)
  • Tympanisch (oor)
  • Voorhoofd met infrarood

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1

Slide 38 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Lichaamstemperatuur bewaken
normale lichaamstemperatuur 

volwassenen en kinderen: tussen 36,5 °C en 37,5 °C
oudere zorgvragers: tussen 36,0 °C en 37,5 °C
pasgeborenen: tussen 35,5 °C en 37,5 °C

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

afwijkingen temperatuur 
  • van 37,5 °C tot 38 °C (verhoging)
  • tussen 38 °C en 41 °C (koorts)
  • hoger dan 41 °C (hyperthermie)
  • lager dan 35 °C (hypothermie)

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet het als je de temperatuur meet in het oor?
A
Axillair
B
Oraal
C
Rectaal
D
Timpanisch

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stijging van de lichaamstemperatuur
  • Fase 1: koude rilling 
  • koorts stuipen(kind) , bleke huid, onrust  
  • Fase 2: huid rood en droog, hoge pols en snelle ah  
  • Fase 3: temp zakt, transpireren 


Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Daling van de lichaamstemperatuur

bleek, blauw, rillen en klappertanden 
Temperatuur meten
  • rectaal: meten van de lichaamstemperatuur in de anus
  • oraal: meten van de lichaamstemperatuur onder de tong
  • axillair: meten van de lichaamstemperatuur onder de oksel
  • tympanisch of auraal: meten van de lichaamstemperatuur in het oor


Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschil in meetmethode
Afwijking ten opzichte van de rectale meting:
--> Rectale meting 0 ºC
--> Orale meting -0,3 ºC
--> Axillaire meting -0,5 ºC
--> Aurale meting -0,5 tot -0,7 ºC









Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

QUIZ 

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kun je zeggen over
de temperatuur op deze thermometer?
A
Hypothermie
B
Koorts
C
Normaal
D
Verhoging

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de normale ademfrequentie van een volwassene?
A
15 - 20 x/min.
B
20 - 25 x/min.
C
40 - 60 x/min.
D
60 - 80 x/min.

Slide 47 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen oorzaak voor een hoge lichaamstemperatuur
A
Lichaam kan warmte niet kwijt
B
hersenbloeding/hersenschudding
C
infectieziekten
D
obesitas

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een teken van een bedreigde circulatie?
A
Grauwe huid
B
Blauwe huid
C
snelle ademhaling
D
Alle bovenstaande

Slide 49 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt bedoeld met de 'bloeddruk'?
A
de druk in de slagaders
B
de druk in de aders
C
druk in de armslagaders
D
druk in de nierslagaders

Slide 50 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions