Hoofdstuk 1 - Bevolking en Cultuur par. 1 t/m 9

1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk 1
Bevolking en cultuur

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel mensen telt de wereldbevolking (ongeveer)?
A
5,5 miljard
B
6,5 miljard
C
7,5 miljard
D
8,1 miljard

Slide 3 - Quiz

Hoeveel mensen woonden er 100 jaar geleden op de wereld?
A
2 miljard
B
3 miljard
C
4 miljard
D
5 miljard

Slide 4 - Quiz

In welk land wonen de meeste mensen?
A
India
B
VS
C
China
D
Zuid-Afrika

Slide 5 - Quiz

In welk werelddeel groeit de bevolking het snelste?
A
Europa
B
Noord-Amerika
C
Afrika
D
Zuid-Amerika

Slide 6 - Quiz

In wat voor "soort" gebieden verwacht je veel mensen.

Slide 7 - Carte mentale

Hoge bevolkingsdichtheid

  • Vlakke gebieden
  • Natte gebieden
  • Langs mondingen van rivieren
  • Aan zee
Lage bevolkingsdichtheid

  • Koude gebieden
  • Bergachtige gebieden
  • Droge gebieden

Slide 8 - Diapositive

Bevolkingsdichtheid
= gemiddeld aantal mensen per vierkante kilometer (km2).

Inwoners
                                    ---------------     = bev. dichtheid
Oppervlakte

Bevolkingsspreiding: kun je niet uitrekenen

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Bevolkingsgroei
Natuurlijke bevolkingsgroei 
= geboorte - sterfte

1. Relatief veel geboortes in arme landen
2. Minder sterfte -> mensen worden ouder.

Slide 11 - Diapositive

Geboortecijfer
  •  In Nederland werden in 2020 136.000 baby's geboren. Nederland had toen 17.345.000 inwoners. Bereken het geboortecijfer
  • 136.000 : 17.345.000 x 1000 = 7,8 ‰  --> geboortecijfer

  • In Nigeria werden in 2020 6.323.825 baby's geboren. Nigeria had toen 200.000.000 inwoners. Bereken het geboortecijfer. 
  • 6.323.825 : 200.000.000 x 1000 = 31.6  ‰  --> geboortecijfer

Slide 12 - Diapositive

Wat is het sterftecijfer?
A
Het aantal sterftegevallen in een land per jaar
B
Het aantal onnatuurlijke sterftegevallen in een land per jaar
C
Het aantal sterftegevallen per duizend inwoners per jaar in een land
D
Het aantal natuurlijke sterftegevallen in een land per jaar

Slide 13 - Quiz

Waarom worden er in arme landen meer kinderen geboren?

Slide 14 - Carte mentale

Geboorten
1. Kinderen kunnen voor extra inkomen zorgen (werk)
2. Er wordt minder gebruik gemaakt van voorbehoedsmiddelen.

3. Kinderen overlijden op jonge leeftijd. Als je meer kinderen neemt is de kans groter dat er een paar overleven.
4. Meer kinderen is meer aanzien

Slide 15 - Diapositive

"Rijke landen"
  • Minder geboortes
  •  Mensen worden gemiddeld ouder wegens betere gezondheidszorg en hygiëne.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Opdrachten
1 t/m 5

* 2b niet maken + 2C tabel overnemen!

* 3d hele verhaal overnemen + ingevulde woorden onderstrepen/arceren.

Slide 18 - Diapositive

Demografisch transitiemodel

Slide 19 - Diapositive

Verbind de bevolkingsdiagrammen met de plek in het Demografische Transitiemodel

Slide 20 - Question de remorquage

Bevolkingsdiagram
Uit de vorm van een bevolkingsdiagram kun je de kenmerken van de leeftijdsopbouw aflezen. 
  • geboortecijfer
  • sterftecijfer
  • is het hoog of laag

3 vormen van een bevolkingsdiagram

Slide 21 - Diapositive

Wat voor bevolkingsdiagram zie je hier?
A
Urn
B
Piramide
C
Granaat
D
toren

Slide 22 - Quiz

Waarom kan de andere bevolkingsdiagram niet van China zijn?
A
In China is niet zo’n hoog geboortecijfer
B
In China is niet zo’n hoog sterftecijfer
C
In China zijn er veel meer ouderen
D
In China zijn er veel minder ouderen

Slide 23 - Quiz

Wat is demografische druk?
A
De verhouding van De bevolkingsdichtheid in meerdere gebieden
B
Verhouding van mensen die wel en niet productief werken
C
De Bevolkings groei in een land en verhouding welke mensen tot welke leeftijdsgroep ze behoren.
D
De druk die een land/volk op een ander volk/land leveren

Slide 24 - Quiz

De demografische druk bereken je door:
A
aantal werkenden / aantal niet werkenden
B
aantal niet werkenden /aantal werkenden *100
C
percentage werkenden / percentage niet-werkenden
D
percentage niet-werkenden/percentage werkenden *100

Slide 25 - Quiz

Demografische druk

Slide 26 - Diapositive

Wat is migratie? 


Het veranderen van woonplaats.

Slide 27 - Diapositive


Migratie 2010-2015

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Wat zijn redenen om te verhuizen?

Slide 30 - Carte mentale

Redenen om te migreren
 Pushfactor = wegduwen, om weg te gaan.
Pullfactor = aantrekken, om ergens heen te gaan.

1. Politiek (veiligheid)
2. Economisch (werk/geld)
3. Ecologisch (milieu)
4. Sociale redenen (familie)

Slide 31 - Diapositive

Politieke migratie
Economische migratie

Slide 32 - Diapositive

Sociale migratie
Ecologische migratie

Slide 33 - Diapositive

Sociale bevolkingsgroei
Emigratie = het vertrek van mensen uit een land. 
Immigratie = de vestiging van mensen in een land.

Migratiesaldo = vestiging – vertrek.
  • Positief migratiesaldo = vestigingsoverschot.
  • Negatief migratiesaldo = vertrekoverschot.






Slide 34 - Diapositive

Wat is het migratiesaldo?
A
Het aantal mensen wat het land in komt - het aantal mensen wat het land uit gaat.
B
Het aantal mensen wat het land uit gaat - het aantal mensen wat het land in komt
C
Het aantal mensen wat in een land is gaan wonen.
D
Het aantal mensen wat uit het land is weggetrokken.

Slide 35 - Quiz

Waar is het migratiesaldo het hoogst?
A
Het oosten van Duitsland
B
Het westen van Duitsland

Slide 36 - Quiz

Sleep de push- en pullfactoren naar het juiste vak 
Push-factoren
Pull factoren
Goed onderwijs
Bij familie gaan wonen
Mislukte oogsten
Vulkaanuitbarsting
Laag salaris
Geen vrijheid van meningsuiting

Slide 37 - Question de remorquage

Slide 38 - Vidéo

Slide 39 - Diapositive

Migratiestromen
De groei is ongelijk verdeeld over de aarde, maar er is meer. We moeten ook kijken naar
migratiestromen
We hebben gebieden met een vertrekoverschot en gebieden met een vestigingsoverschot.

Slide 40 - Diapositive

Wat is het belangrijkste type pushfactor voor de migratiestromen binnen de Europese Unie?
A
Politiek
B
Economisch
C
Natuurlijk
D
Sociaal

Slide 41 - Quiz

Vluchtelingen / asielzoekers
Mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, politiek, armoede. Deze mensen kunnen asiel (= bescherming) aanvragen in Nederland. 
Niet alle asielzoekers zijn vluchteling. Pas na uitgebreid onderzoek wordt bepaald of een asielzoeker recht heeft op een verblijfsvergunning. Soms proberen asielzoekers zich voor te doen als vluchteling, omdat ze arm zijn of hopen op een betere toekomst. 

Slide 42 - Diapositive

Uit welk land kwamen de laatste jaren veel asielzoekers naar Nederland?
A
Marokko
B
Syrië
C
Ghana
D
Duitsland

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Vidéo