1 H/V Retour au collège/ Répétition du Chapitre 3 dd 010321

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bonjour la classe! 
Je suis tellement content de vous 
       revoir... 

Slide 2 - Diapositive

Bientôt le printemps(à partir du 20 mars)....  Les fleurs printanières commencent à pointer leur nez.... 

Slide 3 - Diapositive


Le programme d'aujourdhui

  • Quelques questions.....  
  • Répétition 'être' du Chapitre 3 
  • Le pronom possesif(=het bezittelijk vnw)
  • Au travail! 

Slide 4 - Diapositive

Les objectifs de ce cours: 
  • - aan het einde van de les ken ik  alle vormen van het werkwoord  'être' uit mijn hoofd
  • - aan het einde van de les herken ik het bezittelijk voornaamwoord in een Franse zin
  • - aan het einde van de les kan ik een zin maken met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans

Slide 5 - Diapositive

J'ai d'abord quelques questions à vous poser...

Slide 6 - Diapositive

Est-ce que vous êtes contents d'être de retour au collège?
A
Oui
B
Non

Slide 7 - Quiz

Qu'est-ce que vous aimez le plus d'être
de retour au collège?
A
Revoir mes camarades de classe et mes copains/copines
B
Revoir mes profs en général

Slide 8 - Quiz

Qu'est-ce que vous aimiez le plus de suivre des cours en ligne?
A
Ne pas faire attention
B
Faire la grasse matinée(=uitslapen)
C
De pouvoir jouer à la console pendant les cours
D
Rien(=niets)

Slide 9 - Quiz

Qu'est-ce que vous détestiez le plus de suivre des cours en ligne?
A
La bruit des membres de la famille
B
L'obligation de rester assis des heures d'affilées derrière l'écran

Slide 10 - Quiz

Herhaling 'être' du chapitre 3

Slide 11 - Diapositive

Wat is de vertaling van het werkwoord "zijn" in het Frans?
A
aller
B
être
C
manger
D
avoir

Slide 12 - Quiz

Noteer de vervoegingen van het werkwoord 'être'(=zijn).

Slide 13 - Question ouverte

Kies het juiste antwoord.
A
je est
B
tu es
C
on es
D
nous sommes

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
A
vous êtes
B
vous êtres
C
tu suis
D
elle es

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
A
je suis = ik ben
B
elle est = hij is
C
nous sommes = jullie zijn
D
ils sont = zij zijn (vrouwelijk meervoud)

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
A
elle est = men is
B
vous êtes = jullie zijn
C
vous êtes = u bent
D
nous sommes = men is

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
A
elles sont = zij is
B
ils sont = hij is
C
elle est = zij is
D
elle est = hij is

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
A
nous sommes = men is
B
tu est = jij bent
C
il est = zij is
D
tu es = jij bent

Slide 19 - Quiz

Wat betekent c'est?

Slide 20 - Question ouverte

Wat betekent ce sont

Slide 21 - Question ouverte

Noem de bezittelijke voor-
naamwoorden in het Nederlands.

Slide 22 - Carte mentale

Slide 23 - Lien

Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

CH3 bron H: het bezittelijk voornaamwoord (1)






Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 
De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  
BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

Slide 26 - Diapositive

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 27 - Diapositive

tante
parents
père
mon
ma
mes

Slide 28 - Question de remorquage

C'est ... père.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 29 - Quiz

(hun) ... plage (v)
A
leurs
B
notre
C
votre
D
leur

Slide 30 - Quiz

(hun) ... chats sont très mignons.
A
vos
B
nos
C
leur
D
leurs

Slide 31 - Quiz

onze ouders
A
vos parents
B
ses parents
C
leurs parents
D
nos parents

Slide 32 - Quiz

Waar moet je opletten als je een bezittelijk voornaamwoord invult?
Vul 3 dingen in

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive