Unité 3: Après les cours - alles
1 / 31
La durée de la leçon est: 14 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
mercredi
A
vandaag
B
bijna
C
woensdag
D
gauw
Slide 2 - Quiz
le matin
A
de maaltijd
B
de ochtend
C
de tekening
D
het vak
Slide 3 - Quiz
difficile
A
alles
B
samen
C
zondag
D
moeilijk
Slide 4 - Quiz
le livre
A
de taal
B
de les
C
het boek
D
het huiswerk
Slide 5 - Quiz
l'ordinateur
A
aardrijkskunde
B
het jaar
C
de middag
D
de computer
Slide 6 - Quiz
l'anglais
A
wiskunde
B
Frans
C
Engels
D
geschiedenis
Slide 7 - Quiz
pourquoi
A
wanneer
B
hoe
C
wat
D
waarom
Slide 8 - Quiz
aujourd'hui
A
vanmiddag
B
vrijdag
C
vandaag
D
morgen
Slide 9 - Quiz
nul(le) en
A
goed in
B
slecht in
C
verschrikkelijk
D
makkelijk
Slide 10 - Quiz
détester
A
houden van
B
naar huis gaan
C
praten
D
een hekel hebben aan
Slide 11 - Quiz
le stylo
A
het schrift
B
de pen
C
het vak
D
de les
Slide 12 - Quiz
apprendre
A
begrijpen
B
leren
C
beginnen
D
spelen
Slide 13 - Quiz
vendredi
A
streng
B
gevaarlijk
C
vrijdag
D
nu
Slide 14 - Quiz
la géographie
A
biologie
B
aardrijkskunde
C
geschiedenis
D
wiskunde
Slide 15 - Quiz
vingt
A
20
B
30
C
40
D
50
Slide 16 - Quiz
cinquante
A
20
B
30
C
40
D
50
Slide 17 - Quiz
tu (parler)
A
parle
B
parles
C
parlez
D
parlent
Slide 18 - Quiz
elles (jouer)
A
jouent
B
jouez
C
joues
D
joue
Slide 19 - Quiz
nous (redoubler)
A
redoublez
B
redoublons
C
redouble
D
redoublent
Slide 20 - Quiz
je (chanter)
A
chantez
B
chante
C
chantent
D
chantes
Slide 21 - Quiz
il (détester)
A
déteste
B
détestent
C
détestes
D
détestons
Slide 22 - Quiz
vous (aimer)
A
aimons
B
aime
C
aimes
D
aimez
Slide 23 - Quiz
Qu'est-ce que tu aimes?
A
Wat doe je als sport?
B
Waar houd jij van?
Slide 24 - Quiz
Quelle est ta matière préférée?
A
Wat is je lievelingsvak?
B
Wat heb je als hobby?
Slide 25 - Quiz
Quelle heure est-il?
A
Hoe laat is het?
B
Waar ben je?
Slide 26 - Quiz
Le weekend, on regarde un film.
A
In het weekend heb ik voetbaltraining.
B
In het weekend kijken wij naar een film.
Slide 27 - Quiz
Welke zin is juist?
A
Je ne aime pas les maths.
B
Je n'aime pas les maths.
Slide 28 - Quiz
Welke zin is juist?
A
Il ne donne pas un cadeau.
B
Il n'donne pas un cadeau.
Slide 29 - Quiz
Welk lidwoord is juist in de zin?
J'aime ___ maths. (mv)
J'aime ___ maths. (mv)
A
le
B
la
C
l'
D
les
Slide 30 - Quiz
Welk lidwoord is juist in de zin?
Je préfère ___ biologie. (v)
Je préfère ___ biologie. (v)
A
le
B
la
C
l'
D
les
