Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
quiz lj3 unit 5 All Right!
All Right! unit 5
leerdoelen:
- kennis van woorden in context
- kennis en toepassen van grammatica
1 / 35
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Cette leçon contient
35 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
All Right! unit 5
leerdoelen:
- kennis van woorden in context
- kennis en toepassen van grammatica
Slide 1 - Diapositive
Kies het juiste woord:
It is ....... you need to have warm clothes in the South Pole
A
obvious
B
appropriate
C
to consider
D
lay down
Slide 2 - Quiz
Welk woord hoort in het rijtje NIET thuis?
A
assemble
B
secure
C
pitch
D
moisture
Slide 3 - Quiz
Vul het ontbrekende woord in:
the rain has been falling .........
A
generally
B
continuously
C
definitely
D
actually
Slide 4 - Quiz
Je gebruikt de lijdende vorm als.....
A
het belangrijk is wie de handeling heeft verricht
B
als de handeling in het verleden is verricht
C
als niemand de handeling heeft verricht
D
het niet belangrijk is wie de handeling heeft verricht
Slide 5 - Quiz
De passive bestaat uit.....
A
'have' + voltooid deelwoord
B
'have' + ed
C
'to be' + voltooid deelwoord
D
'to be' + ed
Slide 6 - Quiz
Passive (gebruik de tegenwoordige of verleden tijd):
The dog .......... this morning (steal)
A
was stealed
B
is stealed
C
was stolen
D
is stolen
Slide 7 - Quiz
Passive (gebruik de tegenwoordige of verleden tijd):
The dog ......... three times a day (walk)
A
was walked
B
is walk
C
was walk
D
is walked
Slide 8 - Quiz
Passive (gebruik de tegenwoordige of verleden tijd):
The man .......... in his shop yesterday
A
was attacked
B
is attacked
C
was attacken
D
is attacken
Slide 9 - Quiz
Vul het ontbrekende woord in:
The match between Man United and Arsenal was a(n) ......
A
opponent
B
draw
C
ranking
D
referee
Slide 10 - Quiz
Kies het juiste woord:
after you have done a workout you need to ......
A
move
B
warm up
C
exercise
D
cool down
Slide 11 - Quiz
Kies het juiste woord:
He must ....... that large fish quickly.
A
wash up
B
reel in
C
dock
D
encounter
Slide 12 - Quiz
Welk woord hoort hier niet thuis?
A
current
B
shallow
C
upstream
D
wash up
Slide 13 - Quiz
If you want to catch a fish you will need to use ......
A
bait
B
species
C
knot
D
remote
Slide 14 - Quiz
Welk woord hoort NIET in dit rijtje thuis?
A
tuna
B
species
C
whale
D
seal
Slide 15 - Quiz
je gebruikt gebiedende wijs om....
A
een vraag te stellen
B
een kort antwoord te geven
C
aan te geven dat iemand iets moet doen
D
iemand te helpen
Slide 16 - Quiz
Bij de gebiedende wijs geef je aan dat je iets NIET moet doen met:
A
Don't
B
Not
C
Do
D
Not do
Slide 17 - Quiz
Gebiedende wijs:
Je moeder zegt dat je je kamer moet opruimen. Ze zegt dan
Slide 18 - Question ouverte
Gebiedende wijs:
Vergeet niet je tanden te poetsen.
Slide 19 - Question ouverte
Wat is NIET een vertaling van property:
A
bezit
B
grond
C
plaats
D
terrein
Slide 20 - Quiz
The opposite of innocent is.......
A
guilty
B
fraud
C
reckless
D
break the law
Slide 21 - Quiz
Wat is hier geen overtreding?
A
burglary
B
arson
C
speeding
D
evidence
Slide 22 - Quiz
Vul het ontbrekende woord in:
You can get a(n) ..... for texting while driving.
A
prison
B
fine
C
crash
D
guilty
Slide 23 - Quiz
Kies het juiste woord:
When you go onto someone's property you .......
A
hang around
B
burglary
C
follow
D
tresspass
Slide 24 - Quiz
Welk woord hoort hier NIET thuis?
A
courtroom
B
case
C
justice
D
scene
Slide 25 - Quiz
Short yes/no answers:
Je maakt ja-antwoorden met:
A
Yes, voornaamwoord + 1e werkwoord vraagzin
B
Yes, vorm van 'to be'
C
No, voornaamwoord + 1e werkwoord vraagzin
D
No, vorm van 'to be'
Slide 26 - Quiz
Short yes/no answers:
Will you help me? (+)
Slide 27 - Question ouverte
Short yes/no answers:
Did he do his homework? (-)
Slide 28 - Question ouverte
Short yes/no answers:
Can the dogs jump over those fences? (-)
Slide 29 - Question ouverte
Word order:
wat is de plaats van een bijwoord van frequentie (always/never)
A
vóór een hoofd-werkwoorden en 'to be'
B
vóór een hoofdwerkwoord
C
na een hoofdwerkwoord
D
vóór een vorm van 'to be'
Slide 30 - Quiz
Word order:
bijwoorden van plaats (waar) plaats je....
A
aan het begin van de zin
B
in het midden van de zin
C
aan het einde van de zin
D
het maakt niet uit waar je het zet
Slide 31 - Quiz
Word order:
bijwoorden van tijd (wanneer) plaats je....
A
altijd aan het begin van de zin
B
meestal aan het einde van de zin
C
altijd aan het einde van de zin
D
het maakt niet uit waar je het zet
Slide 32 - Quiz
Word order:
wat is de regel als plaats en tijd allebei aan het eind van de zin staat?
A
T komt voor P
B
P komt voor T
C
P aan het begin en T aan het einde
D
T aan het begin en P aan het einde
Slide 33 - Quiz
Word order:
Waar hoort never te staan?
She is late for school
A
never is
B
is never
Slide 34 - Quiz
Word order:
waar hoort always te staan?
We should be kind to other people.
A
always should be
B
should always be
Slide 35 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
quiz lj3 unit 5 All Right!
Mars 2024
- Leçon avec
32 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
quiz unit lj3 5+6
Juin 2024
- Leçon avec
44 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Recap grammar M3 Unit 5
Mai 2022
- Leçon avec
17 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
3T Unit 5 Recap Grammar
Avril 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Grammar recap Unit 5
Avril 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3
Questions and Wh-questions
Décembre 2021
- Leçon avec
19 diapositives
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
week 4.0
Août 2022
- Leçon avec
35 diapositives
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
24-5-24
Mai 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3