Werkwoordspelling les 2 2021-2022

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Vorige week

D of T?

De juf verbaasd zich over de leerlingen

1. Dit is goed
2. Dit is fout

Tegenwoordige tijd:

stam (ik-vorm) bij IK en bij JIJ achter het werkwoord

stam (ik-vorm) + t bij JIJ voor het werkwoord, en 3e pers. enkelvoud

Voorbeeld: ik vlieg, vlieg jij? Jij vliegt, hij vliegt.

Dit doe je meestal vanzelf goed! Het gaat mis bij woorden met een D in de stam: vinden, worden, stranden, binden...

D of T?

Vervang het werkwoord dan gewoon door LOPEN

Wat (bedoelen) de juf nu met deze oefening?

1. bedoeld
2. bedoelt

De verschikkelijke stank (verspreiden) zich door de school.

1. verspreid
2. verspreidt
3. verspreit

(Beantwoorden) jij deze vragen allemaal goed?

1. Beantwoord
2. Beantwoordt

Persoonsvorm verleden tijd

Het sexy fokschaap

Het gaat hier om de letters van de STAM: het werkwoord - en.

Dus: bonzen wordt: ik bonsDE,

want de stam is met een Z

dansen wordt: ik dansTE

Reizen wordt: wij reisDen

Eisen wordt: wij eisTen.

Vorige week (missen) ik ineens mijn portemonnee.

1. miste
2. mistte
3. misde
4. misdde

De bewoners moesten naar een hotel, omdat hun huis helemaal (uitbranden)

1. uitbrande
2. uitbrandde

Na vier jaar zwemles [durven] hij nog steeds niet onder water.

1. durfde
2. durfte

Ik [juichen] hard toen het elftal had gewonnen.

1. juichde
2. juichte

Verleden tijd:
De hond [blaffen] tegen mij.

Sterke werkwoorden:

In de verleden tijd wisselt de klinker.

Voorbeelden:

Schrijven, vinden, worden, zingen.

Spelling verleden tijd: enkelvoud alles hetzelfde.

Zwakke werkwoorden:

Klinker wisselt niet, spelling =

Enkelvoud: stam + -te of - de

Meervoud: stam + -ten of - den

Sterke werkwoorden:

Schrijven:

Ik schreef, jij schreef, hij schreef

Wij schreven, jullie schreven, zij schreven

Zwemmen:

ik/jij/hij zwom

wij/jullie/zij zwommen

Zwakke werkwoorden:

wassen:

Ik waste, jij waste, hij waste

Wij wasten, jullie wasten, zij wasten

Reizen:

Ik/jij/hij reisde

wij/jullie/zij reisden

Sterke werkwoorden

Zwakke werkwoorden

Slurpen

Slapen

Sluipen

Slopen

Bij de oefeningen:

Herken zelf aan de zin of je de tegenwoordige of verleden tijd moet gebruiken!

Hij haalt nu pas een emmer water, terwijl zijn hele keuken uitbran...

1. uitbrand
2. uitbrandt
3. uitbrande
4. uitbrandde

De misdadiger aanvaar... gelaten zijn straf, toen de uitspraak eenmaal kwam.

1. aanvaard
2. aanvaardt
3. aanvaarde
4. aanvaardde

Hij [verspreiden] vroeger gemene roddels over zijn collega's.

Welke zin is goed geschreven?

1. De bevrijde kat was de brandweer, die hem bevrijde, dankbaar.
2. De bevrijde kat was de brandweer, die hem bevrijdde, dankbaar.
3. De bevrijdde kat was de brandweer, die hem bevrijde, dankbaar.
4. De bevrijdde kat was de brandweer, die hem bevrijdde, dankbaar.

Oefening 2: werkwoorden tegenwoordige en verleden tijd

Maak de 20 opgaven, kijk zelf of de tegenwoordige of verleden tijd nodig is in de zin!

Volgende grammaticales: werkwoordspelling tegenwoordig en voltooid deelwoord.