4.2 De industriële samenleving

Noem drie belangrijke uitvindingen uit de tijd van de Industriële Revolutie?
1 / 28
suivant
Slide 1: Question ouverte
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Noem drie belangrijke uitvindingen uit de tijd van de Industriële Revolutie?

Slide 1 - Question ouverte

In welk land begon de Industriële Revolutie?

Slide 2 - Question ouverte

Huisnijverheid
Industrie
fabrieken
spinnenwiel
waterrad
boeren verdienen bij in de winter
stoommachine
rond 1700
vanaf 1750
massaproductie

Slide 3 - Question de remorquage

Wat is géén oorzaak van de Industriële Revolutie?
A
Beschikbaarheid van goedkope grondstoffen uit de koloniën
B
Door landbouwverbeteringen waren werkloze boeren op zoek naar werk in de steden
C
Door de bevolkingsgroei kwam er meer vraag naar kleding
D
De Britten konden staal en kolen goedkoop invoeren vanuit Nederland

Slide 4 - Quiz

Leg uit wat verstedelijking en industrialisatie met elkaar te maken hebben?

Slide 5 - Question ouverte

4.2 De industriële samenleving 
  • Je kunt uitleggen hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders waren.
  • Je kunt uitleggen wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilde van een standensamenleving.

Slide 6 - Diapositive

  • Je kunt uitleggen hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders waren.
  • Je kunt uitleggen wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilde van een standensamenleving.
  • Je kunt enkele belangrijke uitvindingen noemen die in de 19e eeuw werden gedaan.
  • Je kunt uitleggen hoe de wetenschap zich in de 19e eeuw ontwikkelde.
Leerdoelen

Slide 7 - Diapositive

Werkomstandigheden
  • Saai en/of gevaarlijk werk
  • Lange dagen (14 uren)
  • Lage lonen
  • Geen rechten

Slide 8 - Diapositive

Videofragment Daens
Hierop moet je letten tijdens de video:


In welke omstandigheden leefde men.

Speelt geloof een belangrijke rol in het leven?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Leefomstandigheden

  • Kleine en slechte woningen onder de schoorstenen van de fabrieken
  • Veel gezinsleden
  • Slecht voedsel
  • Slechte hygiëne zorgt voor ziektes als cholera en TBC

Slide 11 - Diapositive

Leefomstandigheden

  • Hoge kindersterfte (arbeidersvrouwen gaven geen                      borstvoeding).
  • Slechte hygiëne zorgt voor ziektes als cholera en TBC.

  • Drankmisbruik

Slide 12 - Diapositive

De klassenmaatschappij
  • Door het kapitalisme veranderde de samenleving.
  • De standensamenleving verdween: geestelijken en adel waren niet meer zo belangrijk. 

Slide 13 - Diapositive

Klassenmaatschappij

Slide 14 - Diapositive

EXAMENVRAAG
Vanaf 1870 kwamen er in Nederland steeds meer fabrieken. In deze fabrieken gingen veel kinderen werken.
Geef één argument van een voorstander en één argument van een tegenstander van kinderarbeid in fabrieken.
Doe het zo:
voorstander: ... (geef één argument) 
tegenstander: ... (geef één argument)
Tegenstanders
Het werk in fabrieken is ongezond/riskant/vermoeiend voor kinderen. Kinderarbeid zou niet nodig moeten zijn om het inkomen van volwassenen aan te vullen. Kinderen hebben recht op onderwijs. De werktijden zijn te lang.
Voorstanders
Kinderen zijn goedkope arbeidskrachten. Kinderen kunnen het geringe gezinsinkomen aanvullen / het gezin lijdt minder armoede. Kinderen kunnen het fijne handwerk verrichten dat door volwassenen niet gedaan kan worden. Het is gezond om op jonge leeftijd lichamelijke arbeid te verrichten.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Communicatie
  • Trein vervangt postkoets

  • Brief wordt (soms) vervangen door telegrafie...

  • ... en telefoon vervangt telegrafie

  • De snelheid van het leven neemt toe

Slide 17 - Diapositive

Nieuwe uitvindingen
Er worden in de 19e eeuw veel nieuwe dingen uitgevonden.
Die nieuwe uitvindingen zijn vaak heel duur.
Daarom kunnen alleen rijke mensen ze kopen.

Alexander Bell vindt in 1876 de telefoon uit. 
Je kunt daarmee via een draad praten met iemand die ver weg is. 
In 1879 vindt Edison de gloeilamp uit.
Die geeft meer licht dan een kaars of olielamp.
Je hebt er wel elektriciteit voor nodig.
Dat is heel duur. 
In 1877 bedankt Edison de fonograaf. 
Je kunt met een fonograaf muziek afspelen.
In 1888 wordt de muziek op een plaat gezet.
Die kun je afspelen op een grammofoon. 

Slide 18 - Diapositive

In de 19e eeuw gingen geleerden meten en tellen, net als in het natuuronderzoek. 
Zo ontstonden allerlei nieuwe wetenschappen.
Een daarvan was de economie, de studie van het maken, ruilen en verbruiken van goederen en diensten. De basis hiervan werd gelegd toen de Schot Adam Smith een boek publiceerde over de oorzaken van welvaart. Volgens hem groeide de welvaart het meest als het bestuur niet te veel ingreep in de economie. In de 19e eeuw bouwden anderen voort op zijn inzichten. Zo ontstond een zelfstandige economische wetenschap. Andere nieuwe wetenschappen waren de sociologie (de studie van hoe de samenleving werkt), de psychologie (de studie van hoe de menselijke geest werkt) en de psychiatrie (de studie van geestesziektes).
Een van de grootste wetenschappelijke doorbraken vond plaats in het onderzoek naar de natuur. In 1859 kwam de Britse bioloog Charles Darwin met zijn evolutietheorie. Hij legde uit hoe plant- en diersoorten, dankzij kleine variaties binnen de soort, zich steeds weer aanpassen aan de omstandigheden. Zo kon hij de evolutie verklaren, de ontwikkeling van simpele eencelligen tot complexe dier- en plantsoorten. Zijn leer, het darwinisme, vormt sindsdien de basis van de moderne biologie.
Ten slotte werd ook de geschiedschrijving wetenschappelijker. Geschiedenisboeken waren er al in de oudheid. Maar in de 19e eeuw werden historici veel preciezer. Er kwamen strenge regels, bijvoorbeeld om de betrouwbaarheid van bronnen vast te stellen. Geschiedenis werd een apart vak aan de universiteit. Datzelfde gold voor de archeologie, de bestudering van oude culturen aan de hand van stoffelijke overblijfselen.
Een geheugenspelletje....
timer
2:00

Slide 19 - Diapositive

In de 19e eeuw gingen geleerden meten en tellen, net als in het natuuronderzoek. 
Zo ontstonden allerlei nieuwe wetenschappen.
Een daarvan was de economie, de studie van het maken, ruilen en verbruiken van goederen en diensten. De basis hiervan werd gelegd toen de Schot Adam Smith een boek publiceerde over de oorzaken van welvaart. Volgens hem groeide de welvaart het meest als het bestuur niet te veel ingreep in de economie. In de 19e eeuw bouwden anderen voort op zijn inzichten. Zo ontstond een zelfstandige economische wetenschap. Andere nieuwe wetenschappen waren de sociologie (de studie van hoe de samenleving werkt), de psychologie (de studie van hoe de menselijke geest werkt) en de psychiatrie (de studie van geestesziektes).
Een van de grootste wetenschappelijke doorbraken vond plaats in het onderzoek naar de natuur. In 1859 kwam de Britse bioloog Charles Darwin met zijn evolutietheorie. Hij legde uit hoe plant- en diersoorten, dankzij kleine variaties binnen de soort, zich steeds weer aanpassen aan de omstandigheden. Zo kon hij de evolutie verklaren, de ontwikkeling van simpele eencelligen tot complexe dier- en plantsoorten. Zijn leer, het darwinisme, vormt sindsdien de basis van de moderne biologie.
Ten slotte werd ook de geschiedschrijving wetenschappelijker. Geschiedenisboeken waren er al in de oudheid. Maar in de 19e eeuw werden historici veel preciezer. Er kwamen strenge regels, bijvoorbeeld om de betrouwbaarheid van bronnen vast te stellen. Geschiedenis werd een apart vak aan de universiteit. Datzelfde gold voor de archeologie, de bestudering van oude culturen aan de hand van stoffelijke overblijfselen.
Vul de ontbrekende woorden in....
timer
2:00
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 20 - Diapositive

Biologie
  • Grootste wetenschappelijke doorbraak in de natuur 
  • 1859: Charles Darwin komt met zijn evolutietheorie: het darwinisme

Slide 21 - Diapositive

Economie
  • Studie van maken, ruilen, verbruiken van goederen en diensten
  • Adam Smith: 'welvaart groeit als het bestuur niet te veel ingrijpt in de economie'

Slide 22 - Diapositive

Geschiedenis
  •  Historici worden preciezer 
  • Bronnen moeten betrouwbaar zijn
  • Geschiedenis wordt een vak op de universiteit
  • Net als archeologie

Slide 23 - Diapositive

Andere wetenschappen
  • Sociologie (studie van de samenleving)
  • Psychologie (studie van de menselijke geest)
  • Psychiatrie (studie van de geestesziekten)

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

Huiswerk voor vrijdag
4.1 Lees het gedeelte over de ´Romantiek´ zelfstandig door (blz. 22) en maak opdr. 7, 9, 10, 11, 12

4.2 opdr. 7, 9, 12

Slide 26 - Diapositive

Herhaling par 1 en 2
  • Paragraaf 4.1 Van handwerk naar machine
  • Je kunt uitleggen wat industrialisatie inhoudt.
  • Je kunt de belangrijkste oorzaken noemen van de industriële revolutie.
  • Je kunt uitleggen waarom we spreken van een industriële revolutie.
  • Je kunt uitleggen wat de Romantiek inhoudt.
  • Paragraaf 4.2 De industriële samenleving
  • Je kunt uitleggen hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders waren.
  • Je kunt uitleggen wat een klassenmaatschappij is en hoe die verschilde van een standensamenleving.
  • Je kunt enkele belangrijke uitvindingen noemen die in de 19e eeuw werden gedaan.
  • Je kunt uitleggen hoe de wetenschap zich in de 19e eeuw ontwikkelde. 

Slide 27 - Diapositive

Friedrich Engels (1820 – 1895) beschrijft de toestand van de arbeidersklasse in Engeland in 1845. 
‘Zestig, tachtig jaar geleden, was Engeland een land zoals alle andere, met kleine steden, weinig en eenvoudige industrieën, en een dun gezaaide maar verhoudingsgewijs grote boerenbevolking. Tegenwoordig is het een land dat uniek is, met een hoofdstad met tweeënhalf miljoen inwoners; met enorme fabriekssteden; met een industrie die de wereld bevoorraadt en bijna alles produceert met behulp van de meest complexe machinerie; met een vlijtige, intelligente, dicht opeengepakte bevolking, waarvan tweederde werkzaam is in de handel en commercie..’ 

a. Door de industriële revolutie veranderde de gelaagdheid van de bevolking sterk. Welke veranderingen beschrijft Friedrich Engels in dit fragment? Verwijs in je antwoord naar de fragmenten waarop je antwoord betrekking heeft. (1 punt) 
b. Noem nog twee belangrijke veranderingen in de gelaagdheid van de bevolking. (1 punt) 
c. Met één opmerking in dit fragment beschrijft Friedrich Engels de leefomstandigheden van de mensen in de steden. Welke opmerking is dat? (1 punt) 

Slide 28 - Diapositive